{"id":1260,"date":"2016-04-05T06:31:14","date_gmt":"2016-04-05T05:31:14","guid":{"rendered":"https:\/\/strafrechtelijk-beslag.nl\/?page_id=1260"},"modified":"2016-04-06T19:49:13","modified_gmt":"2016-04-06T18:49:13","slug":"opsporingsfouillering-onderzoek-aan-kleding-in-of-aan-het-lichaam","status":"publish","type":"page","link":"https:\/\/strafrechtelijk-beslag.nl\/opsporingsfouillering-onderzoek-aan-kleding-in-of-aan-het-lichaam\/","title":{"rendered":"Opsporingsfouillering – onderzoek aan kleding & in of aan het lichaam"},"content":{"rendered":"
In het kader van de opsporingsfouillering mag een AANGEHOUDEN verdachte aan zijn kleding worden onderzocht, alsook in of aan zijn lichaam.<\/p>\n
De wettelijke grondslag voor deze fouillering is te vinden in de artikelen 56 en 195 Sv.<\/p>\n
Soort onderzoek<\/strong><\/td>\nWie bevoegd \/ bevel<\/strong><\/td>\n | Wettelijke grondslag<\/strong><\/td>\n | Eisen<\/strong><\/td>\n<\/tr>\n | Onderzoek aan kleding<\/td>\n | \u00a0Opsporingsambtenaren<\/td>\n | art. 56 lid 4 Sv.<\/td>\n | – aangehouden verdachte | \n– ernstige bezwaren \n– in het belang van het onderzoek<\/td>\n<\/tr>\n Onderzoek aan lichaam<\/td>\n | – R-C (art. 195) | \n– OvJ (art. 56 lid 1 sv.) \n– HOvJ (art. 56 lid 1 Sv.)<\/td>\n Art. 56 lid 1 en 195 Sv.)<\/td>\n | – aangehouden verdachte | \n– ernstige bezwaren \n– op een besloten plaats<\/td>\n<\/tr>\n Onderzoek in lichaam<\/td>\n | – R-C (art. 195) | \n– OvJ (art. 56 lid 2\u00a0sv.)<\/td>\n Art. 56 lid 2\u00a0en 195 Sv.)<\/td>\n | – aangehouden verdachte | \n– ernstige bezwaren \n– op een besloten plaats \n– door een arts<\/td>\n<\/tr>\n Onderzoek aan lichaam | \nof kleding niet-verdachten<\/td>\n \u00a0R-c<\/td>\n | \u00a0art. 195 lid 3 Sv.<\/td>\n | – ernstige bezwaren | \n– dringende noodzakelijkheid<\/td>\n<\/tr>\n<\/tbody>\n<\/table>\n Onderzoek aan kleding<\/h3>\nOnderzoek aan kleding is dus pas toegestaan na aanhouding door de verdachte. De enige uitzondering is echter onderzoek aan kleding op grond van art. 9\u00a0Opiumwet en artikel 52 Wet Wapens en Munitie. Ook in zakken en in de voering van een jas mag gezocht worden (Conclusie P-G, bij HR 23 april 2013, LJN:BZ8248).<\/p>\n De verdachte kan gevraagd worden bepaalde kledingstukken uit te trekken. Indien de verdachte echter (bijna) naakt komt te staan, is dat een forse inbreuk op de lichamelijke integriteit en ligt het voor de hand dat daarvoor een bevel is vereist van de Hulpofficier van justitie (zie voorgaande conclusie P-G).<\/p>\n Kledingstukken kunnen onder omstandigheden in beslag worden genomen voor verder onderzoek (art. 94 Sv.).<\/p>\n Het het onderzoek aan kleding behoort niet het onderzoek van meegevoerde voorwerpen, zoals tassen! Zonder bewuste en vrijwillige toestemming van degene die de voorwerpen meevoert, zullen daartoe de voorwerpen eerst in beslag genomen moeten worden op basis van artikel 95 of 96 Sv., of bijzondere wetgeving.<\/p>\n Onderzoek aan het lichaam<\/h3>\nMet\u00a0onderzoek aan het lichaam wordt bedoeld het onderzoek aan de oppervlakte van het hele lichaam en het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het bovenlichaam. Van het onderzoek aan het lichaam is volgens de Memorie van Toelichting sprake indien het onderzoek verder gaat dan het oppervlakkig aftasten van de kleding van de verdachte (Kamerstukken 26983, nr. 3).<\/p>\n Onderzoek aan het lichaam omvat ook het doen openen van de mondholte, het inspecteren van de neusholte en de oren en het van buitenaf schouwen of zich daarin voorwerpen bevinden. Is dit het geval dan kunnen zij in beslag worden genomen, mits deze voorwerpen zonder gebruik van hulpmiddelen eenvoudig verwijderd kunnen worden. Indien een pincet of een ander hulpmiddel gebruikt moet worden teneinde de voorwerpen te verwijderen, dan is inschakeling van een arts geboden.<\/p>\n Indien de verdachte uit eigener beweging (al dan niet op verzoek van de politie) voorwerpen uit zijn lichaam haalt, is er geen sprake van onderzoek in het lichaam (Hof ‘s-Hertogenbosch, 14 september 2006, LJN: AY8231, \u00a0Hof ‘s-Hertogenbosch, 23 februari 2009, LJN: BH6480 en HR 8 februari 2011, LJN: BO9823).<\/p>\n Onderzoek aan het lichaam hoeft niet alleen te zijn gericht op inbeslagname van voorwerpen, maar kan ook plaatsvinden in het kader van onderzoek naar bijzondere lichaamskenmerken, bijv. tatoeages, of naar verwondingen van de verdachte zelf.<\/p>\n De Opiumwet biedt geen grondslag voor onderzoek aan het lichaam. Artikel 56 Sv. biedt vaak ook geen mogelijkheid voor onderzoek nu hiervoor ernstige bezwaren vereist zijn. (Hof ‘s-Hertogenbosch, 23 februari 2009, LJN: BH6480; fouillering werd later onder veiligheidsfouillering<\/a> geschoven)<\/p>\n Als onderzoek in het lichaam wordt door de wetgever beschouwd:<\/p>\n Ook het bemonsteren van een penis wordt beschouwd als een onderzoek in het lichaam. Dit is dermate ingrijpende inbreuk op grondrechten met name het recht op lichamelijke integriteit dat altijd een expliciete wettelijke basis zal zijn vereist (Kamerstukken 26983)<\/p>\n","protected":false},"excerpt":{"rendered":" In het kader van de opsporingsfouillering mag een AANGEHOUDEN verdachte aan zijn kleding worden onderzocht, alsook in of aan zijn lichaam. Wettelijke grondslag fouillering De wettelijke grondslag voor deze fouillering is te vinden in de artikelen 56 en 195 Sv. Soort onderzoek Wie bevoegd \/ bevel Wettelijke grondslag Eisen Onderzoek aan kleding \u00a0Opsporingsambtenaren art. 56 […]<\/p>\n","protected":false},"author":1,"featured_media":0,"parent":0,"menu_order":0,"comment_status":"closed","ping_status":"closed","template":"","meta":{"_mi_skip_tracking":false},"yoast_head":"\n |