{"id":989,"date":"2016-03-20T14:41:55","date_gmt":"2016-03-20T13:41:55","guid":{"rendered":"https:\/\/strafrechtelijk-beslag.nl\/?page_id=989"},"modified":"2016-03-21T22:38:29","modified_gmt":"2016-03-21T21:38:29","slug":"maatstaf-klaagschrift-verdachte-is-rechthebbende-conservatoir-beslag-94a-sv","status":"publish","type":"page","link":"https:\/\/strafrechtelijk-beslag.nl\/maatstaf-klaagschrift-verdachte-is-rechthebbende-conservatoir-beslag-94a-sv\/","title":{"rendered":"Maatstaf klaagschrift – verdachte is rechthebbende, conservatoir beslag 94a Sv."},"content":{"rendered":"
Bij de beoordeling van een klaagschrift van de\u00a0verdachte gericht tegen een beslag als bedoeld in art. 94a, eerste of tweede lid, Sv (conservatoir beslag) dient de rechter te onderzoeken of: Bij het beoordelen van een beklag op grond van art. 94a Sv zijn de volgende\u00a0vragen van belang:<\/p>\n De overweging dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat uiteindelijk een veroordeling in de zaak zal worden uitgesproken, getuigt van toepassing van een onjuiste maatstaf (HR 22 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2785). De juiste maatstaf is immers dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen. Een veroordeling alleen is dus niet voldoende. Het gaat om de oplegging van een geldboete of ontnemingsmaatregel.<\/p>\n","protected":false},"excerpt":{"rendered":" Bij de beoordeling van een klaagschrift van de\u00a0verdachte gericht tegen een beslag als bedoeld in art. 94a, eerste of tweede lid, Sv (conservatoir beslag) dient de rechter te onderzoeken of: a) er ten tijde van zijn beslissing sprake was van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan […]<\/p>\n","protected":false},"author":1,"featured_media":0,"parent":0,"menu_order":0,"comment_status":"closed","ping_status":"closed","template":"","meta":{"_mi_skip_tracking":false},"yoast_head":"\n
\na) er ten tijde van zijn beslissing sprake was van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en
\nb) of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel <\/a>zal opleggen (vgl. Vgl. HR 21 september 1999, LJN ZD1907, NJ 2000, 161, HR 25 maart 2003, LJN AF3850, HR 6 maart 2007, AZ6174 en HR 15 januari 2008, LJN BB9890, NJ 2008, 63).<\/p>\nVragen bij beoordeling klaagschrift artikel 94a Sv.<\/h3>\n
\n
Overwegingen en motivering<\/h3>\n