{"id":993,"date":"2016-03-20T15:13:42","date_gmt":"2016-03-20T14:13:42","guid":{"rendered":"https:\/\/strafrechtelijk-beslag.nl\/?page_id=993"},"modified":"2016-04-09T20:52:09","modified_gmt":"2016-04-09T19:52:09","slug":"maatstaf-klaagschrift-namens-derde-klassiek-beslag-94-sv","status":"publish","type":"page","link":"https:\/\/strafrechtelijk-beslag.nl\/maatstaf-klaagschrift-namens-derde-klassiek-beslag-94-sv\/","title":{"rendered":"Maatstaf klaagschrift – namens derde, klassiek beslag 94 Sv"},"content":{"rendered":"
Bij de beoordeling van een klaagschrift ingediend namens een derde – als zodanig kan ook gelden degene onder wie het beslag feitelijk is gelegd, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht – die stelt eigenaar te zijn, gericht tegen een beslag als bedoeld in art. 94\u00a0Sv dient de rechter te onderzoeken of:
\n(a) het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en zo neen,
\n(b) zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel staat dat die derde als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt (vgl. HR NJ 1998, 575) Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt (Hoge Raad 28 september 2010, LJN BL2823, NJ 2010\/654).<\/p>\n
In een geval waarin het belang van strafvordering het voortduren van een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag niet meer vordert (en slechts dan, vgl. HR 11 december 2012, LJN BY4870, BY4873, BY4874 en BY4875) en waarin een derde – als zodanig kan ook gelden degene onder wie het beslag feitelijk is gelegd, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht – op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift heeft ingediend strekkende tot teruggave, dient de rechter te beoordelen of de klager die stelt rechthebbende te zijn, inderdaad redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenomene kan worden aangemerkt (HR 15 februari 2005, LJN AS1803 en HR 18 december 2007, LJN BB8869, NJ 2008, 35). De rechter zal hierbij niet hoeven te treden in de beslechting van burgerrechtelijke eigendoms- en bezitskwesties, maar zal daarbij wel civielrechtelijke aspecten mogen betrekken (HR 2 maart 1993, LJN ZC9244, NJ 1993, 662, HR 6 mei 2003, LJN AF3826, NJ 2003, 459, HR 10 januari 2012, LJN BT8950). Het gaat in de beslagprocedure immers om een voorlopig oordeel omtrent de eigendoms- en bezitsrechten ten aanzien van het in het geding zijnde voorwerp (HR 3 juni 2003, LJN AF6983).<\/p>\n
N.B. als een derde een klaagschrift indient, maar niet stelt eigenaar te zijn, is hij niet-ontvankelijk in zijn beklag (zie hierboven, onder 3.O en HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2025). Als maatstaf geldt dat indien degenen die in een art. 552a Sv-procedure om teruggave hebben verzocht niet redelijkerwijs als rechthebbenden<\/span> kunnen worden aangemerkt, \u00a0de rechter – ook als het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet – hun verzoeken om teruggave dient af te wijzen (vgl. HR 6 september 2011, LJN BQ8028), zodat de rechter ook zonder nader onderzoek naar het belang van strafvordering het verzoek om die reden mag afwijzen (HR 20 december 2011,\u00a0ECLI:NL:HR:2011:BR2082).<\/p>\n