Conservatoir beslag in het strafrecht
In het strafrecht kan de officier van justitie conservatoir beslag leggen teneinde verhaalsrechten veilig te stellen in verband met een mogelijke geldboete en/of ontnemingsmaatregel. De mogelijkheid om conservatoir beslag te leggen is in het strafrecht geregeld in artikel 94a Sr.
Er gelden drie eisen:
- verdenking misdrijf geldboete 5de categorie
- machtiging r-c is vereist
- minimaal ontnemingsbedrag € 5.000,00
Verdenking misdrijf geldboete 5de categorie
Conservatoir beslag is alleen mogelijk bij een verdenking van of een veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd; bij jeugdigen bij een verdenking van respectievelijk een veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd (art. 488a Sv).
Machtiging rechter-commissaris
Voor het leggen van conservatoir beslag is in alle gevallen een separate machtiging van de rechter-commissaris vereist; indien op grond van een machtiging van de rechter-commissaris een SFO is ingesteld, geldt die machtiging tevens als een algemene machtiging tot het leggen van conservatoir beslag ten behoeve van een ontnemingsmaatregel (art. 103 respectievelijk 126 lid 3 jo. art. 126b Sv).
> Meer informatie machtiging rechter-commissaris
Minimaal € 5.000,00
Het op het beslagmoment geschatte voordeel, respectievelijk de voorgenomen geldboete-eis, dient in beginsel ten minste € 5000,– te bedragen. Dit staat zo als eis vermeld in de Aanwijzing afpakken van het college van P-G’s. Het aantreffen van contant geld van enige omvang kan een reden zijn om af te wijken van dit beginsel. Ook kan worden afgeweken indien dit past in het kader van een programmatische of probleemgerichte aanpak.
Beslag omzetten van 94 Sv. naar 94a (conservatoir beslag)
Indien het beslag initieel op grond van artikel 94 Sv. was gelegd, kan dit later worden omgezet naar een conservatoir beslag ex artikel 94a Sv, Dit volgt uit de gebruikmaking van het woord ‘gehandhaafd in art. 103 Sv. (vlg Kamerstukken II, 21604, nr. 3 MvT).