Afstandsverklaring na strafrechtelijk beslag
Op grond van artikel 116 lid 2 Sv. kan een beslagene in het strafrecht schriftelijk afstand doen van een in beslag genomen voorwerp.
Voorwaarden afstandsverklaring
Art. 116, tweede lid aanhef, Sv stelt de eis dat degene bij wie het voorwerp is inbeslaggenomen daarvan schriftelijk afstand moet hebben gedaan jegens de in dat artikellid genoemde functionaris indien de officier van justitie ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp wil handelen op de in deze bepaling onder a, b, of c bedoelde wijze.
Gevolgen afstandsverklaring
PAS OP: ook mondelinge afstandsverklaring mogelijk via 5:18 BW
In de jurisprudentie kwamen we ook een belangrijke uitspraak tegen van de Hoge Raad waarin een beslagene mondeling tegenover de verbalisanten had verklaard de auto niet meer terug te hoeven hebben. Hoewel dat geen schriftelijke afstandsverklaring is als bedoeld in artikel 552a lid 2 Sv., zien we in HR 17 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:640 dat een dergelijke uitspraak ook een geldige afstandsverklaring als bedoeld in artikel 5:18 BW kan inhouden. De Hoge Raad overwoog:
“Ingevolge art. 5:18 BW wordt de eigendom van een roerende zaak verloren indien de eigenaar het bezit prijsgeeft met het oogmerk zich van de eigendom te ontdoen. Het afstand doen van het eigendomsrecht kan worden afgeleid uit een verklaring van de eigenaar waarin deze zijn wil om de eigendom prijs te geven heeft geopenbaard (art. 3:33 BW), hetgeen – nu niet anders is bepaald – overeenkomstig art. 3:37 BW vormvrij kan geschieden. Het oordeel van de Rechtbank dat de klager, door tegenover de verbalisanten te verklaren dat hij de auto niet meer terug wil hebben, zijn wil tot uiting heeft gebracht afstand te doen van de auto, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Dat de klager het proces-verbaal inhoudende zijn tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring niet heeft ondertekend, noopt niet tot een andere conclusie.”