Praktische afhandeling bij inbeslagname geld

Geplaatst op: 16 april 2016

Wanneer er contant geld in beslag wordt genomen is de procedure anders. De bewaring en afhandeling van contant geld loopt via het LigOM te Zwolle.

Lees meer >


Conservatoir beslag banktegoeden rekening op van kinderen

Geplaatst op: 13 april 2016

In de uitspraak van 23 februari 2016, werd door de Hoge Raad in cassatie geoordeeld over het cassatieberoep dat door de klager was ingesteld nadat de rechtbank het klaagschrift ex artikel 552a Sv. ongegrond had verklaard. Het ging om een klaagschriftprocedure tegen een door de officier van justitie gelegd conservatoir beslag op de banktegoeden van de kinderen. Het beklag werd door de rechtbank afgewezen omdat er volgens de rechtbank sprake was van een schijnconstructie.

Overwegingen rechtbank

De rechtbank overwoog als volgt:
“Uit het dossier blijkt dat op 15 augustus 2012 door de officier van justitie conservatoir derdenbeslag is gelegd op bankrekeningen die op naam staan van klagers. Uit het dossier blijkt voorts dat het beslag is gelegd in het kader van een ontnemingszaak tegen de vader van klagers, [betrokkene 1] , die wordt verdacht van strafbare feiten als genoemd in art. 94a lid 1 Sv. Aldus is aan de formele vereisten voor het beslag voldaan. De rechtbank is gezien het bovenstaande van oordeel dat het vooralsnog niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte [betrokkene 1] een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.

Resteert de vraag of zich hier de situatie voordoet als bedoelt in het derde en vierde lid van art 94a Sv. In dit verband merkt de rechtbank het volgende op.

Het saldo op naam van bankrekeningen op naam van minderjarigen moet worden geacht te behoren tot het afgescheiden vermogen van deze minderjarigen. Aangezien minderjarigen niet (volledig) handelingsbekwaam zijn berust het beheer daarvan bij hun ouders/verzorgers. Dit betekent echter niet dat deze laatsten ook de beschikkingsmacht hebben over die saldi. Wanneer dergelijke bankrekeningen worden gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor deze moeten worden geacht te zijn bestemd, dan wel de ouders/verzorgers met betrekking tot die rekeningen handelingen verrichten die verder strekken dan het enkele beheer van die gelden, rechtvaardigt dit reeds het vermoeden dat sprake is van een schijnconstructie bedoeld om het verhaal op vermogen dat feitelijk aan de verdachte (mede) toebehoort te frustreren. Aangezien het in casu zeer jonge kinderen betreft kan de wetenschap van die schijnconstructie bij de ouders/verzorgers aan hen worden toegerekend.

Uit het dossier blijkt dat de (spaarrekeningen [001] (ABN-AMRO), [002] (ABN-AMRO) en [003] (ABN-AMRO) op naam van de minderjarige [klager 1] worden gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor die zijn bedoeld. Feitelijk wordt over deze rekeningen beschikt als waren zij betaalrekeningen (rekening-courant), bijvoorbeeld ten behoeve van betalingen aan of het ontvangen van gelden van derden, waarvan redelijkerwijs niet kan worden gezegd dat die ten behoeve van het beheer van die saldi ten gunste van de betrokken minderjarige worden verricht. De bij het verweerschrift gevoegde bijlagen met betrekking tot de bijschrijvingen door [betrokkene 2] op de rekening [001] (ABN-AMRO), de overschrijvingen en stortingen van en op deze rekening, alsmede de rekeningen [002] (ABN-AMRO) en [003] (ABN-AMRO) in combinatie met de bijgevoegde tapgesprekken leiden tot de voorlopige conclusie dat het er de schijn van heeft dat de ouders met betrekking tot deze rekeningen handelden als waren zij bevoegd daarover te beschikken en het dus een schijnconstructie betreft, bedoeld om het verhaal op vermogen dat feitelijk aan de verdachte (mede) toebehoort te frustreren.

Met betrekking tot de rekeningen [004] (ING) op naam van [klager 1] en de rekeningen [005] (ABN-AMRO), [006] (ABN-AMRO) en [007] (ABN- AMRO) op naam van de minderjarige [klager 2] valt op dat op die rekeningen met regelmaat (door middel van kasstortingen) grote sommen geld worden overgemaakt. Uit het PV 30-148847 kan met betrekking tot de stortingen op de rekening [004] (ING) op naam van [klager 1] vanaf de rekening [008] (ING) op naam van haar grootouders [betrokkene 3/4] worden afgeleid dat deze stortingen in relatie staan tot schenkingen die door de verdachte [betrokkene 1] aan zijn moeder, [betrokkene 4] , zijn gedaan. Aangezien de verdachte [betrokkene 1] , noch zijn partner [betrokkene 5] over legaal inkomen beschikten is het op voorhand aannemelijk dat dit geld niet uit een legale bron afkomstig is. Hetzelfde geldt voor de stortingen vanaf de rekeningen van [betrokkene 5] en [betrokkene 6] (resp. moeder en oma van [klager 2] ) op de rekeningen [005] (ABN-AMRO) en [006] (ABN-AMRO) op naam van [klager 2] en de kasstorting op rekening [007] (ABN-AMRO), eveneens op naam van [klager 2] . Ook hiervan geldt dat vooralsnog aannemelijk is geworden dat voor de herkomst van dat geld geen legale bron bestaat. Nu verder uit het voorgaande (met name uit de hiervoor aangehaalde tapgesprekken) vooralsnog voldoende aannemelijk is geworden dat verdachte en zijn partner met betrekking tot de bankrekeningen op naam van hun kinderen handelden op een wijze die verder gaat dan het enkele beheer van dat vermogen, kan de rechtbank ook met betrekking tot deze rekeningen tot de voorlopige conclusie komen dat sprake lijkt te zijn van een schijnconstructie om het verhaal op vermogen dat feitelijk aan de verdachte (mede) toebehoort te frustreren.”

 

Maatstaf

Indien, zoals in het onderhavige geval, een klaagschrift is ingediend door een derde, die stelt dat de beslagen banktegoeden hem toekomen, dient de rechter als maatstaf aan te leggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klager als rechthebbende van het in beslag genomen goed moet worden aangemerkt en daarvan in zijn beslissing blijk te geven. Bij bevestigende beantwoording zal de rechter tevens moeten onderzoeken en daarvan blijk moeten geven of zich de situatie van art. 94a, derde of vierde lid, (oud) Sv voordoet (vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR: 2010:BL2823, NJ 2010/654).

HR; vanwege schijnconstructie, cassatieberoep verworpen

De Hoge Raad volgde de rechtbank in diens oordeel en overwoog daartoe:

“Blijkens de in 2.2 weergegeven overwegingen heeft de Rechtbank – niet-onbegrijpelijk – geoordeeld dat hoewel de bankrekeningen zijn gesteld ten name van de minderjarige klagers, sprake is van een schijnconstructie om het verhaal op vermogen dat feitelijk aan de verdachte (mede) toebehoort te frustreren, waarbij de Rechtbank in aanmerking heeft genomen dat de “verdachte en zijn partner met betrekking tot de bankrekeningen op naam van hun kinderen handelden op een wijze die verder gaat dan het enkele beheer van dat vermogen” en dat “over deze rekeningen [wordt] beschikt als waren zij betaalrekeningen (rekening-courant), bijvoorbeeld ten behoeve van betalingen aan of het ontvangen van gelden van derden, waarvan redelijkerwijs niet kan worden gezegd dat die ten behoeve van het beheer van die saldi ten gunste van de betrokken minderjarige worden verricht”. In die overwegingen ligt als oordeel van de Rechtbank besloten dat niet buiten redelijke twijfel is dat de tegoeden van de bankrekeningen aan de klagers toebehoren. Ook dat oordeel is niet onbegrijpelijk.”

Anders

In het arrest van HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6712, NJ 2006/6124 heeft de Hoge Raad ook wel eens anders overwogen en ook de A-G mr. Hofstee kwam in zijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2015:2701)  tot een ander advies.


Opheffing beslag nalatenschap

Geplaatst op: 07 april 2016

In deze zaak gaat het om een nalatenschap van € 874.874,99. Het Openbaar Ministerie stelt dat dit geld een criminele herkomst had en eist het op wegens witwassen. De erfgenaam eist met succes dit geldbedrag terug (Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 29 maart 2007, ECLI:NL:GHSHE:2007:2758).

Lees meer >


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden