Conservatoir beslag (94a Sv.)
Belanghebbende bij conservatoir beslag
In HR 22 februari 2011, LJN BO1624, NJ 2011/125, overwoog de Hoge Raad dat ook ten aanzien van conservatoir beslag als hoofdregel geldt dat, indien het belang van de strafvordering zich niet tegen teruggave van het inbeslaggenomene verzet, teruggave gelast moet worden aan de beslagene. Daarom komt “de vraag of de klager redelijkerwijs als rechthebbende (…) moet worden beschouwd (…) niet aan de orde in een geval waarin onder klager conservatoir beslag is gelegd”. Hieruit lijkt te volgen dat de beslagene ook in geval van conservatoir beslag steeds als belanghebbende moet worden aangemerkt.
Maximale vordering bij conservatoir beslag bij geldboete
Uit het arrest van de Hoge Raad van 31 januari 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AU4691) blijkt dat het wettelijk maximum van de boete de grens vormt voor bij het leggen van beslag tot bewaring van het recht van verhaal voor een geldboete (conservatoir beslag wegens geldboete.
Maximale vordering bij conservatoir beslag bij ontnemingsmaatregel
Bij het leggen van beslag tot bewaring van het recht van verhaal voor een ontnemingsmaatregel geldt een dergelijk wettelijk maximum niet en zal de officier van justitie zich slechts kunnen baseren op de gegevens die uit het tot dan toe gevoerde onderzoek zijn voortgekomen. (Kamerstukken II 1989-1990, 21 504, nr. 3, blz. 24-25) Hieruit volgt dat de wetgever voor het conservatoir strafvorderlijk beslag de regeling van het conservatoir beslag in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot uitgangspunt heeft genomen, zij het met de in art. 94c onder a-f Sv genoemde uitzonderingen. Het in die bepaling onder b vervatte voorschrift geeft aan dat de vermelding van het maximumbedrag in het proces-verbaal van inbeslagneming of het beslagexploit niet is vereist. In dat verband heeft de wetgever nog met zoveel woorden tot uitdrukking gebracht dat het belang van het vermelden van het maximumbedrag is gelegen in het kunnen aanbieden van een zekerheidstelling als bedoeld in art. 118a Sv – voorheen art. 118b – alsmede in de kenbaarheid voor derden die in de beslagen voorwerpen mogelijk ook verhaalsobjecten voor hun vorderingen zien. Een vermelding van een maximumbedrag in de op de voet van art. 103 Sv verstrekte machtiging van de rechter-commissaris – zoals hier is geschied – komt geen zelfstandige betekenis toe, nu een dergelijke vermelding, hoewel blijkens de wetsgeschiedenis door de wetgever wenselijk geacht, niet is voorgeschreven.
> Bedrag in machtiging r-c is niet het maximale bedrag voor conservatoir beslag
Beklag namens derde
In een procedure waarin de klagende derde stelt eigenaar te zijn, kan de beklagrechter direct toekomen aan de vraag of buiten redelijke twijfel staat dat die stelling juist is omdat dan – buiten de situatie van art. 94a, derde en vierde lid, Sv – geen verhaal op het voorwerp mogelijk is. Voor gevallen waarin het belang van de klagende derde niet, of niet uitsluitend, in de gepretendeerde eigendom is gelegen, heeft de bedoelde rechtsoverweging zo gezien geen betekenis. Ook de klager onder wie het voorwerp in beslag is genomen en de klager die een beperkt zakelijk recht of een persoonlijk recht op het voorwerp heeft, zijn dus belanghebbende in de zin van art. 552a Sv. Zij kunnen onder meer klagen over het feit dat zij door de voortduring van het beslag onevenredig in hun belangen worden getroffen.(Vgl. HR 29 mei 2012, LJN BW6674, NJ 2012/454) Indien het voorwerp onder hen in beslag is genomen, kunnen zij bovendien klagen over de rechtmatigheid van de inbeslagneming.(Vgl. HR 5 oktober 2010, LJN BN2300, NJ 2010/548).