Derdenbescherming bij gestolen auto
Als u een auto hebt gekocht via een bedrijf en die later gestolen blijkt te zijn, kunt u via een klaagschrift ex artikel 552a Sv. teruggave van de auto vorderen, ook al blijkt die van diefstal afkomstig te zijn. Als u de auto hebt gekocht bij een bedrijf, hebt u vaak derdenbescherming ex artikel 3:86 BW. Dit wordt bevestigd in o.a. een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, van 6 april 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:2703.
Feiten: gestolen auto gekocht bij garage
De klager is gehoord als verdachte van heling van de auto. Hij verklaarde dat hij op internet heeft gezocht naar een auto van het merk Mercedes E klasse, dat hij er een vond en dat hij zo uitkwam bij [naam bedrijf 1] in Arnhem. Met een vriend heeft hij daar de kilometerstand van de auto gecheckt en de auto nagekeken op schades e.d. Bij die controle zagen zij dat er in plaats van de gebruikelijke blokletters sierletters in het chassisnummer stonden en dat vonden zij gek. De verkoper toonde hen daarop twee andere nieuwe Mercedessen waar ook sierletters waren gebruikt in het chassisnummer en de klager nam toen aan dat het dan wel zou kloppen. Er werd een factuur uitgereikt op naam van [naam bedrijf 2] . De verkoper vertelde desgevraagd dat hij ruimte in de showroom van [naam bedrijf 1] huurde.
In zijn aangifte van oplichting verklaarde klager dat hij een goed gevoel had bij de garage waar hij de auto kocht, vooral omdat er veel mooie dure auto’s in de showroom stonden. Bij aankoop bleek controle van de kilometerstand niet mogelijk, omdat de garagist de aankoopfactuur niet voorhanden had, maar de verkoper heeft de klager verzekerd dat controle bij iedere Mercedes dealer mogelijk was door het aantal kilometers via de afstandsbediening van de sleutel af te lezen. Bij de aankoop van de auto zijn het chassisnummer, het onderhoudsboekje en de Duitse autopapieren gecontroleerd. De klager ontving bij aankoop van de auto een Duits voertuigbewijs en het zogenoemde kleine kentekenbewijs. De aankoopfactuur kwam uit een printer die in het kantoor van [naam bedrijf 1] stond.
De klager heeft bij de verkoper van de auto tevergeefs zijn geld teruggevraagd. De politie heeft de verkoper telefonisch gehoord en tijdens dat verhoor wist die verkoper niet meer te melden dat hij de auto van ene [naam 3] in Apeldoorn had gekocht.
Rechtbank: derdenbescherming ex artikel 3:86 BW
De rechtbank verklaart uiteindelijk het klaagschrift dat is ingediend voor de teruggave van de auto terug. De rechtbank overweegt:
“Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat de gronden voor het voortzetten van het strafvorderlijk beslag niet langer aanwezig zijn zodat het strafvorderlijk beslag dat rust op de betreffende auto kan worden opgeheven.
Vervolgens rijst de vraag aan wie de auto dient te worden teruggeven. Hoofdregel is dat een voorwerp moet worden teruggegeven aan degene onder wie het in beslag is genomen. Als een ander redelijkerwijs als rechthebbende moet worden beschouwd, zal de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Voorop staat dat een eigenaar zijn eigendomsrecht niet verliest als zijn eigendom wordt gestolen; hij blijft eigenaar en als hij zijn goed terug vindt is hij gerechtigd om het op te eisen van de persoon die het onder zich heeft. In dit geval is de verzekeraar eigenaar van de auto geworden en oefent de verzekeraar de rechten van de eigenaar uit.
Onder omstandigheden verdient de koper van een gestolen auto evenwel bescherming en kan de eigenaar het goed niet bij hem opeisen. Daartoe is in de eerste plaats vereist dat de koper bij aankoop van de auto te goeder trouw is geweest, dat wil zeggen dat hij meende en mocht menen de auto van een beschikkingsbevoegde te verkrijgen. In beginsel mag men ervan uitgaan dat de verkoper die een auto onder zich heeft bevoegd is over die auto te beschikken. De koper van een tweedehands auto behoort evenwel nader onderzoek te doen naar de beschikkingsbevoegdheid van de verkoper wat minst genomen meebrengt dat de autopapieren (waaronder het overschrijvingsbewijs) worden onderzocht. Hierbij tekent de rechtbank aan dat Richtlijn 1999/37/EG van de Raad inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (laatstelijk gewijzigd door de Richtlijn 2014/46/EU) de lidstaten niet verplicht tot het gebruik van een overschrijvingsbewijs, zodat laatstgenoemde voorwaarde niet onverkort op alle auto’s met een buitenlands kenteken kan worden toegepast.
Daarnaast geldt dat de eigenaar een gestolen auto niet bij de klager kan opeisen als de auto is verkregen door een te goeder trouw handelende particulier van een regulier bedrijf met een duurzame op een vaste plaats gevestigde bedrijfsruimte, omdat men daar in beginsel geen gestolen zaken behoeft te verwachten en de verkoper steeds gemakkelijk is terug te vinden. Aankoop van gestolen goed via internet kan vallen onder het beschermingsbereik dat de wet aan de consument-verkrijger biedt, zolang de koper maar te goeder trouw is op het moment waarop hem de feitelijke macht over de gekochte zaak wordt verschaft.
In dit geval heeft de klager onderzoek gedaan naar het chassisnummer van de auto en naar de autopapieren. Waar zijn onderzoeksbevindingen vragen opriepen, heeft de verkoper met zijn antwoorden de twijfel bij de koper weggenomen. De auto stond in een showroom met andere auto’s en ook dat wekte bij de verkoper vertrouwen dat hij zaken deed met een bonafide handelaar. Achteraf blijkt de klager slachtoffer te zijn van oplichting door de verkoper, die de klager met een web van leugens om de tuin heeft geleid. De verkoper / oplichter kon later eenvoudig worden teruggevonden en heeft aan de politie niet een verifieerbare verklaring afgelegd over de herkomst van de auto.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de klager voldoende onderzoek heeft gedaan naar de beschikkingsbevoegdheid van degene die de auto aan hem heeft verkocht. Het voert te ver om de klager, die het slachtoffer is geworden van een bij de politie met naam en toenaam bekende oplichter, in dit geval een gebrek aan goede trouw bij aankoop van de auto te verwijten. Dat aan de koper niet het overschrijvingsbewijs van de auto is meegegeven, kan hem in dit bijzondere geval waarin sprake is een auto met een buitenlands kenteken niet worden tegengeworpen. Ten tijde van de aankoop van de auto was de klager te goeder trouw en heeft hij de auto als particulier bij een regulier bedrijf gekocht. Nu gelet op het voorgaande met vrucht een beroep kan doen op artikel 3:86 BW dient de klager als redelijkerwijs rechthebbende van de auto te worden aangemerkt. De rechtbank zal derhalve het beklag gegrond verklaren en gelasten dat de auto aan de klager zal worden teruggegeven.”