Doorzoeking woning door (Hulp-)officier van justitie (art. 97 Sv.)
Artikel 97 Sv. biedt een wettelijke basis voor de (hulp)officier van justitie om bij heterdaad of bij verdenking van een misdrijf als bedoeld in artikel 67 lid 1 Sv. een woning te doorzoeken. Deze bevoegdheid komt de (hulp)officier van justitie alleen toe onder zeer uitzonderlijke omstandigheden.
Art. 97 Sv. doorzoeking ter inbeslagname van woning door (hulp)officier van justitie
In het kort houdt artikel 96c Sv. het volgende in:
Doel | Doorzoeking ter inbeslagname van woning |
Voorwaarden | – bij ontdekking op heterdaad of misdrijven die genoemd zijn in artikel 67 lid 1 Sv. – dringende noodzakelijkheid – het niet kunnen afwachten van het optreden van de rechter-commissaris – en tav hulpofficier van justitie: dat ook nog eens het optreden van de officier niet kan worden afgewacht |
Wie | – Officier van justitie – Hulpofficier van justitie, bij dringende noodzakelijkheid en indien het officier van justitie niet kan worden afgewacht |
Inhoud | Officier van justitie kan een woning doorzoeken, bij dringende noodzakelijkheid |
Bijzonderheden | – voorafgaande (mondelinge of schriftelijke) machtiging r-c vereist – Machtiging binnentreden vereist indien geen toestemming van de bewoner |
Bevriezen
Artikel 96 lid 2 Sv. is van overeenkomstige toepassing, waardoor de officier van justitie of de hulpofficier van justitie in afwachting van de komst van de rechter (bij art. 110 Sv – doorzoeking van de woning) of de officier van justitie (art. 97 Sv.) de plaats bevriezen.
Bevriezen houdt in dat de nodige ordemaatregelen (art. 124 Sv.) worden genomen die noodzakelijk zijn om o.a. het wegmaken van voor inbeslagneming vatbare voorwerpen te voorkomen (HR 13 mei 2003, LJN: AF4255). Dat kan alleen wanneer de vrees bestaat in beslag te nemen voorwerpen worden verdwijnen of worden gewist.