Inbeslagneming vuurwerk en doorzoeking woning
Voor de inbeslagneming van vuurwerk en de doorzoeking van woningen gelden andere regels dan normaal.
Betreden plaatsen
Het betreden van plaatsen is aan opsporingsambtenaren toegestaan, voorzover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van hun taak en er op z’n minst een aanwijzing is dat een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 1 of 1a van de Wed wordt overtreden. Bij het uitoefenen van deze bevoegdheid hoeft niet reeds een voornemen tot aanhouding van een verdachte of inbeslagname van voorwerpen te bestaan. Ook hier geldt dus dat er geen sprake hoeft te zijn van een verdenking tegen een bepaalde persoon.
De bevoegdheid van artikel 20 Wed tot het betreden van plaatsen omvat mede het binnentreden in woningen. Het betreden van een woning of andere ruimte op grond van artikel 20 Wed moet niet verward worden met een doorzoeking; het is een beperkte bevoegdheid waarbij slechts zoekend mag worden rondgekeken naar vuurwerk en andere bewijsmiddelen. De bevoegdheid is beperkt tot ruimten die men kan betreden (dus ook inloopkasten). Er mag niet in gesloten kastjes worden gekeken, tenzij daarvoor uitdrukkelijk toestemming is verkregen van de bewoner of gebruiker van de woning. Zo’n toestemming kan worden gevraagd voor iedere kast afzonderlijk of in algemene bewoordingen ‘Mag ik ook in kasten kijken’. Deze toestemming van de bewoner dient schriftelijk te worden vastgelegd en ondertekend. Het moet degene die toestemming geeft duidelijk zijn waarvoor de toestemming wordt gevraagd, in voorkomende gevallen dient gebruik te worden gemaakt van een tolk. Loodsen, schuren en garageboxen kunnen worden betreden zonder toestemming van de rechthebbende, als zij geen deel uitmaken van de woning of niet direct vanuit de woning betreedbaar zijn. Voor het betreden van een woning en een inpandige of aangrenzende ruimte zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging op grond van de Algemene wet op het binnentreden nodig. Deze machtiging moet verwijzen naar artikel 20 Wed en naar het vermoedelijk overtreden wetsartikel. Het OM gaat er vanuit dat kelderboxen, garageboxen en andere besloten ruimten die zich in hetzelfde gebouw bevinden als de woning, tot die woning behoren en dat daarvoor ook een machtiging nodig is.
Van het binnentreden zonder toestemming van de bewoner dient een ambtsedig verslag van binnentreden opgemaakt te worden dat uiterlijk de vierde dag na die waarop in de woning is binnengetreden aan de bewoner wordt uitgereikt of toegezonden.
Indien vuurwerk wordt aangetroffen, is sprake van een heterdaad en kan de verdachte op die grond worden aangehouden en kunnen het vuurwerk en eventuele andere voorwerpen/bescheiden in beslag worden genomen (zie ook onder f). Hierbij moet worden bedacht dat de inbeslagneming van vuurwerk een einde kan maken aan een situatie van heterdaad. Bij twijfel of er (nog) sprake is van heterdaad, dient contact te worden opgenomen met de milieuofficier (handhavingseenheid van Functioneel Parket).
Het gebruik van de bevoegdheid tot het betreden van plaatsen dient met het OM te worden afgestemd. Voor verdergaande handelingen dan zoekend rondkijken op de betreden plaats, is de bevoegdheid van doorzoeking nodig. Mocht na het betreden van een plaats op grond van artikel 20 Wed blijken dat een doorzoeking nodig en, gelet op de gerezen verdenking, gerechtvaardigd is, dan kan worden overgegaan tot het bevriezen van de besloten plaats (artikel 96 lid 2 Sv) in afwachting van de komst van de tot doorzoeken bevoegde autoriteit.
Ter inbeslagneming kan in principe elke plaats worden doorzocht. De rechter-commissaris is bevoegd tot het doorzoeken van elke plaats, inclusief een woning zonder toestemming van de bewoner en een kantoor van een verschoningsgerechtigde (art. 110 Sv). Voor het doorzoeken van plaatsen, niet zijnde een woning zonder toestemming van de bewoner en een kantoor van een verschoningsgerechtigde, is de officier van justitie de bevoegde autoriteit (artikel 96c Sv). Voor het doorzoeken van een vervoermiddel is de opsporingsambtenaar zelf bevoegd, met uitzondering van het woongedeelte van een vervoermiddel zonder toestemming (art. 96b Sv). De genoemde doorzoekingen zijn alleen toegestaan als sprake is van ontdekking van een strafbaar feit op heterdaad of van een misdrijf als bedoeld in art. 67 Sv.
Voor het betreden van een woning en een inpandige of aangrenzende ruimte zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging op grond van de Algemene wet op het binnentreden nodig.
Doorzoeking woning zonder toestemming
In artikel 97 Sv wordt de bevoegdheid tot het doorzoeken van een woning zonder toestemming of een kantoor van een verschoningsgerechtigde voor spoedeisende gevallen gedelegeerd aan de officier van justitie. Hij behoeft hiervoor een machtiging van de rechter-commissaris. De machtiging dient vooraf (desnoods mondeling) te worden gegeven. Als ook het optreden van de officier van justitie niet kan worden afgewacht, dan komt de bevoegdheid toe aan de hulpofficier van justitie. Ook dan is machtiging van de rechter-commissaris vereist (door tussenkomst van de officier van justitie). De hulpofficier dient de officier van justitie onverwijld schriftelijk op de hoogte te stellen van de ondernomen handelingen.
De hulpofficier van justitie heeft eveneens de bevoegdheid tot het doorzoeken van plaatsen, niet zijnde een woning zonder toestemming van de bewoner of een kantoor van een verschoningsgerechtigde, in geval van dringende noodzakelijkheid en indien het optreden van de officier van justitie niet kan worden afgewacht (art. 96c tweede lid Sv). De hulpofficier behoeft hiervoor een machtiging van de officier. Deze kan achteraf (binnen drie dagen) worden verleend. Verleent de officier de machtiging niet dan draagt hij zorg dat de gevolgen van de doorzoeking zoveel mogelijk ongedaan worden gemaakt.
Gelet op de wettelijk vastgelegde bevriezingsmogelijkheid (zie artikel 96 lid 2 Sv) dient zo weinig mogelijk gebruik te worden gemaakt van de spoedprocedure.
Inbeslagneming vuurwerk
Op grond van art. 18 Wed kunnen opsporingsambtenaren alle daarvoor vatbare voorwerpen in beslag nemen en de uitlevering van deze voorwerpen vorderen.
Vatbaar voor inbeslagname zijn (art. 94 Sv):
-
•voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen;
-
•voorwerpen die kunnen dienen om het wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen;
-
•voorwerpen die kunnen worden verbeurd verklaard;
-
•voorwerpen die kunnen worden onttrokken aan het verkeer.
Dit betekent dat behalve het op een locatie aangetroffen vuurwerk, ook bijvoorbeeld in beslag genomen kunnen worden: agenda’s, schrijfblokken, bestellijsten, mappen, papieren, GSM’s, buzzers, computers, faxen en voertuigen. Art. 18 Wed biedt echter geen basis om naar dergelijke voorwerpen te zoeken.
De officier van justitie bepaalt welke voorwerpen in beslag blijven, welke worden teruggegeven en op welke voorwerpen (zoals bijvoorbeeld een auto) eventueel conservatoir beslag wordt gelegd. De afhandeling van het beslag staat beschreven in hoofdstuk 5.
Op grond van art. 18 Wed kan aan een verdachte of aan anderen uitlevering worden gevorderd van voor inbeslagname vatbare voorwerpen. Niet duidelijk is of op grond van art. 18 Wed uitlevering van aan hen toevertrouwde poststukken kan worden gevorderd van vervoerders van poststukken zoals PTT-Post. In de literatuur wordt hierover verschillend gedacht. Het verdient daarom aanbeveling om de procedure van art. 100, 101 en 114 Sv te volgen, waarbij voor het openen van de stukken voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris nodig is.
Het verdient aanbeveling bij een onderzoek waarbij naar verwachting vuurwerk zal worden aangetroffen, altijd één persoon verantwoordelijk te laten zijn voor het in beslag te nemen vuurwerk. Deze persoon is dan verantwoordelijk voor:
-
•inventarisatie van het aantal in beslag genomen stuks per type vuurwerk;
-
•het maken van foto’s van elk type aangetroffen vuurwerk;
-
•het vastleggen van het gewicht van het aangetroffen vuurwerk per locatie en per type;
-
•het opmaken van de kennisgeving van inbeslagname en proces-verbaal van onderzoek vuurwerk.
Het in beslag genomen vuurwerk dient altijd te worden onderzocht op de volgende uiterlijke kenmerken:
-
•de aanwezigheid van de aanduiding ‘geschikt voor particulier gebruik’;4
-
•de aanwezigheid van een Nederlandse gebruiksaanwijzing;
-
•de aanwezigheid van een wrijvingsontsteker;
-
•het gewicht van een stuk vuurwerk (zonder de transportverpakking);
-
•uiterlijke kenmerken die van belang zijn om te bepalen in welke lijst van de strafvorderingsrichtlijn het vuurwerk moet worden ingedeeld.
Van de bevindingen wordt een proces-verbaal van onderzoek vuurwerk opgemaakt. Indien de aanduiding of de gebruiksaanwijzing ontbreekt of een wrijvingsontsteking aanwezig is, behoeft geen monster te worden genomen. In geval van het vermoeden van andere tekortkomingen aan het vuurwerk dient een monster te worden genomen (zie hierna onder h).
Bij de keuze voor het al dan niet in beslag nemen van vuurwerk wordt rekening gehouden met de mogelijkheid van het corrigeren van de overtreding en de uit inbeslagneming voortvloeiende kosten voor de overheid. Overtredingen met betrekking tot aanduidingen en dergelijke zijn relatief eenvoudig te herstellen. Het ligt dan ook in de rede om bij dergelijke overtredingen een mogelijkheid tot herstel te bieden, voordat tot inbeslagneming wordt overgegaan. Bij het overschrijden van de toegestane hoeveelheid opgeslagen toegestaan vuurwerk kan de mogelijkheid worden geboden om vrijwillig het vuurwerk elders op te slaan of terug te sturen naar de importeur. Middels een voorlopige maatregel kan dit worden bevolen. Anders ligt het bij overtredingen die niet eenvoudig zijn te herstellen, behalve dan door het betreffende vuurwerk van de markt te halen. Bij het van de markt halen van vuurwerk zijn er twee mogelijkheden: middels bestuursrechtelijke of strafrechtelijke actie in beslag nemen, of de verdachte het vuurwerk laten terugzenden naar de leverancier. Dat laatste kan alleen worden overwogen, indien er voldoende garantie is dat het vuurwerk ook daadwerkelijk van de markt verdwijnt. Gezien de aanmerkelijke kans dat het betreffende vuurwerk alsnog binnen Nederland wordt verkocht, zal uitgangspunt zijn dat in dergelijke situaties inbeslagname volgt.