Maatstaf klaagschrift – namens derde, conservatoir beslag 94a Sv.

Indien een derde – als zodanig kan ook gelden degene onder wie het beslag feitelijk is gelegd, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht – die stelt eigenaar te zijn, op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift heeft ingediend tegen een gelegd conservatoir beslag ex artikel 94a Sv., dient de rechter als maatstaf aan te leggen

1. of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klager als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt en daarvan in zijn beslissing blijk te geven ( Vgl. HR 31 maart 1998, LJN ZD1166, NJ 1998, 575 en HR 13 oktober 2009, LJN BJ2785).

Is dat niet het geval, dan is het beklag ongegrond. De rechter komt niet meer toe aan de vraag of zich een situatie voordoet als bedoeld in art. 94a lid 4 of lid 5 Sv (HR 30 oktober 2012, LJN BX4299).

2. Indien de klager wel als eigenaar wordt aangemerkt, zal de rechter tevens moeten onderzoeken en daarvan blijk moeten geven of zich de situatie van art. 94a, derde of vierde lid, Sv voordoet.( Vgl. HR 5 juli 2005, LJN AT2970, HR 12 juni 2007, LJN BA2565, NJ 2007, 348, HR 18 december 2007, LJN BB6219 en HR 19 februari 2008, LJN BA7674). Artikel 94a derde lid Sv ziet op de zogenaamde schijnconstructie, waarbij er voldoende aanwijzingen moeten bestaan dat de in beslag genomen voorwerpen in handen van de derde zijn gesteld om de uitwinning ervan te bemoeilijken of verhinderen. Het gaat dus om een soort van paulianeus handelen, waarbij tevens moet worden vastgesteld dat de derde de misdadige afkomst van die voorwerpen kende of redelijkerwijs moest vermoeden. Artikel 94a vierde lid Sv ziet op het geval dat conservatoir beslag wordt gelegd op andere voorwerpen omdat de derde de in lid 3 genoemde voorwerpen, die visie van de Officier van Justitie – onmiddellijk of middellijk van een misdrijf afkomstig zouden zijn, heeft weggemaakt.De vraag hier is dus of voldoende aanwijzingen zijn dat de voorwerpen geheel of ten dele aan de derde zijn gaan toebehoren met het kennelijke doel om de uitwinning van voorwerpen te bemoeilijken of te verhinderen en de derde wist dit of kon dit redelijkerwijs vermoeden. In dat geval kunnen die voorwerpen alsmede andere aan de betrokken persoon toebehorende voorwerpen in beslag worden genomen, tot ten hoogste de waarde van de eerstgenoemde voorwerpen

Onderzoek naar het belang van strafvordering is dan niet aan de orde. Zie HR 26 maart 2013, LJN BZ5407.

Zie ook:

  • Conservatoir beslag ex art. 94a Sv kan alleen worden gelegd op voorwerpen die de beslagene toebehoren. Indien een derde – als zodanig kan ook gelden degene onder wie het beslag feitelijk is gelegd, maar tegen wie het strafvorderlijk onderzoek niet is gericht – beklag instelt, dient de rechter vast te stellen of buiten redelijke twijfel is dat de klager (derde) als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt (HR 31 maart 1998, LJN ZD1166, NJ 1998, 575, HR 9 februari 2010, LJN BK6956, NJ 2010, 106, HR 12 oktober 2010, LJN BN4346 en HR 18 juni 2013, LJN CA3320).
  • strafvorderlijk conservatoir beslag op de onroerende zaken, die blijkens inschrijving in de registers in eigendom toebehoren aan een ander dan aan wie het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen a.b.i. art. 94a.3 Sv is eerst toegelaten indien voldaan aan de in die bepaling vermelde voorwaarden waaronder de voorwaarde dat deze voorwerpen, onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn van het desbetreffende misdrijf, vgl. HR LJN BA7675 en ECLI:NL:HR:2008:BA7671

 

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden