Vervreemding of vernietiging goederen
De officier kan bepalen dat een voorwerp moet worden vervreemd (= o.a. verkocht) of vernietigd.
Vervreemding
Tegen het aan de bewaarder van een auto door de officier van justitie kenbaar gemaakte voornemen om een machtiging te verlenen tot vervreemding of gerechtelijke bewaring als bedoeld in de artikelen 117 en 118 Sv staat geen beklag open en evenmin tegen het verlenen van die machtiging (HR 2 maart 1999, LJN AB7949, NJ 1999, 416, HR 28 september 2010, LJN BN8503 en HR 26 maart 2013, LJN BZ5406).
Indien een inbeslaggenomen voorwerp inmiddels is verkocht op grond van art. 117 lid 2 Sv (lees: om baat is vervreemd, vgl. art. 134 lid 2 onder c Sv) en om die reden niet langer beschikbaar is, rust het beslag ingevolge art. 117 lid 4 Sv op de verkregen opbrengst (HR 10 januari 2012, LJN BT8947 en HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:514).
Vernietiging goederen
Door vernietiging eindigt het beslag (art. 134 lid 2 onder c Sv). Dat brengt mee dat de klager in zijn klaagschrift, strekkende tot teruggave van dat beslag, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard indien het inbeslaggenomen voorwerp door vernietiging niet langer beschikbaar is. – Geen beklag is mogelijk tegen het verlenen van een machtiging in de zin van art. 117 Sv (zie HR 10 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2592 en hierna onder K). – Het voorgaande staat er niet aan in de weg dat de strafrechter later ingevolge art. 353 Sv een beslissing dient te nemen omtrent het inbeslaggenomen voorwerp en dat, indien alsnog Handreiking beklag tegen beslag ex art. 552a Sv 7 Landelijk Bureau Vakinhoud rechtspraak de teruggave wordt bevolen en deze feitelijk niet meer mogelijk is, de bewaarder van het voorwerp vervolgens overgaat tot betaling van de prijs die het voorwerp redelijkerwijze bij verkoop zou hebben opgebracht (art. 119 lid 2 Sv). Zie HR 27 januari 2001, LJN AD5210, HR 13 juli 2010, LJN BM6154, NJB 2010, 1617 en HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3710. – Zie in dit verband ook HR 2 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AG1758 over de situatie waarin de vernietiging niet was gegrond op art. 116, tweede lid onder c, art. 117 of art. 118, derde lid, Sv en de Hoge Raad wel de teruggave van het vernietigde inbeslaggenomen voorwerp heeft bevolen.