Wettelijke formaliteiten inbeslagneming

Bij inbeslagneming is het van belang dat steeds de hiervoor geldende wettelijke formaliteiten in acht zijn genomen, tenzij er sprake is van toestemming tot toepassing van de dwangmiddelen.

De vraag of de wettelijke formaliteiten in acht zijn genomen, dient weer te worden opgesplitst in een aantal subvragen:

a) Is er sprake van ontdekking op heterdaad, staande- of aanhouding, of verdenking misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten

De politie mag niet zomaar overgaan tot een onderzoek aan kleding (fouilleren), doorzoeking en inbeslagneming van voorwerpen. Er moet altijd wel een sprake zijn van tenminste een situatie van waarbij

  • de verdachte op heterdaad is aangehouden
  • een redelijk vermoeden van schuld bestaat voor een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten

b) Is er sprake geweest van doorzoeking of zoekend rondkijken?

Doorzoeken is het openen van kastjes (ook het dashboardkastje of de kofferbak van de auto). Zoekend rondkijken is het enkel bekijken van de ruimte op zoek naar voorwerpen die in beslag genomen kunnen worden.

c) Was de persoon die het voorwerp in beslag heeft genomen daartoe bevoegd?

De opsporingsambtenaar en de (hulp-)officier van justitie zijn onder bepaalde voorwaarden tot inbeslagneming bevoegd. Deze voorwaarden zijn neergelegd in de artikelen 56, 95, 96, 96a, 96b en 551 Sv ten aanzien van de opsporingsambtenaar en in de artikelen 56, 96c, 97 en 100 Sv ten aanzien van de (hulp-)officier van justitie. Sommige bijzondere wetten geven een ruimere bevoegdheid, zoals artikel 18 Wet op de Economische Delicten, artikel 9 lid 3 Opiumwet en artikel 52 lid 1 Wet Wapens en Munitie. Overigens zijn de rechter-commissaris(artikelen 104, 105, 110, 195 en 114 Sv ) en ook een ieder (artikel 95 Sv) in bepaalde situaties bevoegd tot inbeslagneming.

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden