Maatstaf klaagschrift – Verdachte is rechthebbende, beslag 94 Sv.
Bij de beoordeling van een namens de verdachte ingediend klaagschrift ex artikel 552a Sv. gericht tegen een beslag als bedoeld in art. 94 Sv dient de rechter te onderzoeken of:
(a) het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en zo neen,
(b) de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van die voorwerpen moet worden beschouwd (vgl. HR 25 september 2001, LJN AD5966, NJ 2002, 109 en HR 20 september 2011, LJN BQ6737).
De rechter heeft dus twee vragen die beantwoord moeten worden:
- Verlangt het belang van strafvordering dat het beslag wordt voortgezet? En zo nee (vgl. HR 11 december 2012, LJN BY4870, BY4873, BY4874 en BY4875),
- is een ander dan de degene tegen wie het strafrechtelijk onderzoek zich richt redelijkerwijs rechthebbende en is die ander bekend?
Weigeringsgrond: onderzoeksgrond / waarheid aan de dag brengen
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt (Hoge Raad 28 september 2010, LJN BL2823, NJ 2010/654). Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen (Vgl. HR 1 september 2009, LJN BI4701, NJ 2009, 408) – ook in een zaak betreffende een ander dan de klager (Vgl. HR 20 maart 2001, LJN ZD2496) – of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen.
Van belang is de vraag of het aannemelijk is dat er (nog langer) onderzoek gedaan moet worden naar de in beslag genomen voorwerpen of dat de in beslag genomen voorwerpen als stuk van overtuiging of ten behoeve van het verrichten van contra-expertise bewaard moeten worden.
Weigeringsgrond: verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer
Voorts verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, (Vgl. HR 10 maart 2009, LJN BG9151, NJ 2009, 149) al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art. 552f Sv. (Vgl. HR 14 maart 2006, LJN AV0335).
Van belang is of de in beslag genomen goederen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang zodat er geen grond bestaat om de goederen te onttrekken aan het verkeer.
Artikel 33a lid 1 Sr regelt de gevallen dat een goed vatbaar is voor verbeurdverklaring. Wanneer de voorwerpen aan de beslagene in eigendom toebehoren zou verbeurdverklaring alleen kunnen plaatsvinden op de in artikel 33a lid 1 Sr limitatief opgesomde gevallen:
- wanneer de voorwerpen door middel van het strafbare feit zijn verkregen,
- wanneer de voorwerpen zijn gebruikt bij het begaan of voorbereiden van het strafbare feit waarvan klager verdacht wordt
- wanneer de voorwerpen gebruikt zijn ter belemmering van de opsporing van die feiten of
- wanneer de voorwerpen zijn vervaardigd of bestemd tot het begaan van het misdrijf
Officier dient strafvorderlijk belang te geven
De officier van justitie dient zelf te stellen en aannemelijk te maken dat zich enig strafvorderlijk belang tegen teruggave van de voorwerpen verzet. De rechter mag hierin niet eigenstandig treden (Hoge Raad van 22 mei 2007 LJN: BA1637 en Rb Rotterdam, 24 januari 2012, ECLI:NL:RBROT:2012:BV1708). Noemt de officier geen strafvorderlijk belang, dan dient een last tot teruggave van de auto te worden gegeven.