Vervalst VIN-nummer leidt tot onttrekking aan het verkeer – geen recht op compensatie
Uit het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AL6178) volgt dat auto’s met een vals VIN-nummer niet in het verkeer gebracht mogen worden, omdat het ongecontroleerde bezit van een dergelijk voertuig in strijd is met het algemeen belang. Dit volgt ook mede uit artikel 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) en artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering. Het vervelende is dat de beslagene dan ook geen recht heeft op een compensatie voor de schade die hij daardoor leidt.
Dit kwam aan de orde in een uitspraak van de rechtbank Den Haag, van 16 april 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:3702. De beslagene had gevraagd om een geldelijke tegemoetkoming. De rechtbank oordeelde als volgt:
“Ingevolge artikel 33c, tweede lid, in verbinding met artikel 36b, tweede lid, Sr. kent de rechter een geldelijke tegemoetkoming toe indien dat nodig is om te voorkomen dat degene aan wie de onttrokken voorwerpen toebehoren, door die onttrekking onevenredig zou worden getroffen. Of de eigenaar van een voorwerp door de onttrekking aan het verkeer van zijn eigendom onevenredig wordt getroffen wanneer hem geen geldelijke tegemoetkoming wordt toegekend, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder andere worden betrokken hoe de eigenaar van het voorwerp zich in relatie tot dat voorwerp heeft gedragen en wat de waarde van het onttrokken voorwerp is. De rechtbank merkt op dat een geldelijke tegemoetkoming niet hetzelfde is als een volledige vergoeding van de geleden schade.
In dit geval heeft de eigenaar een kat in de zak gekocht. Die koop is een kwestie tussen hem en de verkoper. Dat de auto niet is wat hij verwachtte, komt voor zijn risico. Er is in beginsel geen reden om vervolgens van de Staat te verwachten dat die die schade vergoedt. Dat wordt niet anders als hij een zaak heeft gekocht waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Slechts voor zover hij, zijn risico als koper meerekenend, door de onttrekking onevenredig wordt getroffen, kan voor een vergoeding plaats zijn.
Het grootste deel van de schade die [betrokkene] lijdt, vloeit niet voort uit de onttrekking aan het verkeer, maar uit het feit dat hij € 15.000,- euro heeft betaald voor een auto die nagenoeg geen waarde heeft in het economisch verkeer. Een omgekatte auto heeft immers geen andere waarde dan de sloopwaarde of waarde van de losse onderdelen, omdat een dergelijke auto niet op de openbare weg mag rijden. Nu de auto in het economisch verkeer weinig waarde heeft, is het nadeel dat [betrokkene] vervolgens door de onttrekking van die auto ondervindt beperkt. Kort gezegd: er wordt een auto met sloopwaarde onttrokken aan het verkeer. Hij wordt dan ook niet onevenredig getroffen door de onttrekking van die auto. Daar komt bij dat hij zelf het risico heeft genomen door een auto in het buitenland aan te schaffen met contant geld en de auto niet goed te (laten) inspecteren vóór de aankoop.
Er is geen grond een geldelijke tegemoetkoming toe te kennen aan [betrokkene] . Het verzoek daartoe wordt afgewezen.”