Beklag tegen beslag algemeen Archives - Strafrechtelijk-beslag.nl https://strafrechtelijk-beslag.nl/beklag-tegen-beslag-algemeen/ Alles over strafrechtelijk beslag Mon, 01 Apr 2024 22:35:22 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.6 Hernieuwd klaagschrift is toegestaan, mits nieuwe feiten en omstandigheden https://strafrechtelijk-beslag.nl/hernieuwd-klaagschrift-is-toegestaan-mits-nieuwe-feiten-en-omstandigheden/ https://strafrechtelijk-beslag.nl/hernieuwd-klaagschrift-is-toegestaan-mits-nieuwe-feiten-en-omstandigheden/#respond Mon, 01 Apr 2024 22:35:22 +0000 https://strafrechtelijk-beslag.nl/?p=1717 Indien voor dezelfde goederen, na een eerdere afwijzing van het beklag, een nieuw klaagschrift wordt ingediend, kan de klager toch ontvankelijk zijn, mits die maar nieuwe feiten en omstandigheden in het klaagschrift stelt. Niet is vereist dat deze feiten en omstandigheden waarop in het hernieuwde beklag een beroep wordt gedaan in die zin nieuw zijn […]

The post Hernieuwd klaagschrift is toegestaan, mits nieuwe feiten en omstandigheden appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
Indien voor dezelfde goederen, na een eerdere afwijzing van het beklag, een nieuw klaagschrift wordt ingediend, kan de klager toch ontvankelijk zijn, mits die maar nieuwe feiten en omstandigheden in het klaagschrift stelt. Niet is vereist dat deze feiten en omstandigheden waarop in het hernieuwde beklag een beroep wordt gedaan in die zin nieuw zijn dat zij zich eerst na de behandeling van het eerdere klaagschrift hebben voorgedaan of bekend zijn geworden.
Van belang is alleen dat een hernieuwd beklag een beroep wordt gedaan op andere feiten of omstandigheden dan die waarop het eerdere klaagschrift was gebaseerd en die van zodanige aard zijn dat zij nopen tot een nieuwe beoordeling van het verzoek tot opheffing van het beslag (HR 5 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:580).

De Hoge Raad oordeelde in deze zaak als volgt:

Zoals de Rechtbank terecht tot uitgangspunt heeft genomen, kan een klager opnieuw een klaagschrift indienen strekkende tot – zoals in het onderhavige geval – beëindiging van het op de voet van art. 94a Sv gelegde beslag, indien een eerder ingediend klaagschrift waarop ten gronde is beslist, niet heeft geleid tot opheffing van het beslag en dat beslag nog niet is geëindigd. Ook is juist het oordeel van de Rechtbank dat de klager in een hernieuwd beklag niet-ontvankelijk is indien daarin enkel een beroep wordt gedaan op feiten en/of omstandigheden waarop hij in het eerdere klaagschrift of bij gelegenheid van de behandeling daarvan een beroep heeft gedaan. (Vgl. HR 31 maart 2009, ECLI:NL:HR: 2009:BH1478, NJ 2009/178). Niet is vereist dat de feiten of omstandigheden waarop in het hernieuwd beklag een beroep wordt gedaan in die zin nieuw zijn dat zij zich eerst na de behandeling van het eerdere klaagschrift hebben voorgedaan of bekend zijn geworden. In het algemeen geldt dat een hernieuwd beklag ontvankelijk is indien een beroep wordt gedaan op andere feiten of omstandigheden dan die waarop het eerdere klaagschrift was gebaseerd en die van zodanige aard zijn dat zij nopen tot een nieuwe beoordeling van het verzoek tot opheffing van het beslag.

2.4.2.Het oordeel van de Rechtbank dat de klaagster in het hernieuwde beklag geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd, is niet zonder meer begrijpelijk, in aanmerking genomen dat namens de klaagster een beroep is gedaan op de ‘huidige financiële situatie’ van het bedrijf en de gevolgen die de voortduring van het beslag zal hebben voor de bedrijfsvoering.

The post Hernieuwd klaagschrift is toegestaan, mits nieuwe feiten en omstandigheden appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
https://strafrechtelijk-beslag.nl/hernieuwd-klaagschrift-is-toegestaan-mits-nieuwe-feiten-en-omstandigheden/feed/ 0
Vervalst VIN-nummer leidt tot onttrekking aan het verkeer – geen recht op compensatie https://strafrechtelijk-beslag.nl/vervalst-vin-nummer-leidt-tot-onttrekking-aan-het-verkeer-geen-recht-op-compensatie/ https://strafrechtelijk-beslag.nl/vervalst-vin-nummer-leidt-tot-onttrekking-aan-het-verkeer-geen-recht-op-compensatie/#respond Fri, 22 Jul 2022 09:29:06 +0000 https://strafrechtelijk-beslag.nl/?p=1699 Uit het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AL6178) volgt dat auto’s met een vals VIN-nummer niet in het verkeer gebracht mogen worden, omdat het ongecontroleerde bezit van een dergelijk voertuig in strijd is met het algemeen belang. Dit volgt ook mede uit artikel 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht […]

The post Vervalst VIN-nummer leidt tot onttrekking aan het verkeer – geen recht op compensatie appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
Uit het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AL6178) volgt dat auto’s met een vals VIN-nummer niet in het verkeer gebracht mogen worden, omdat het ongecontroleerde bezit van een dergelijk voertuig in strijd is met het algemeen belang. Dit volgt ook mede uit artikel 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) en artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering. Het vervelende is dat de beslagene dan ook geen recht heeft op een compensatie voor de schade die hij daardoor leidt.

Dit kwam aan de orde in een uitspraak van de rechtbank Den Haag, van 16 april 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:3702. De beslagene had gevraagd om een geldelijke tegemoetkoming. De rechtbank oordeelde als volgt:
“Ingevolge artikel 33c, tweede lid, in verbinding met artikel 36b, tweede lid, Sr. kent de rechter een geldelijke tegemoetkoming toe indien dat nodig is om te voorkomen dat degene aan wie de onttrokken voorwerpen toebehoren, door die onttrekking onevenredig zou worden getroffen. Of de eigenaar van een voorwerp door de onttrekking aan het verkeer van zijn eigendom onevenredig wordt getroffen wanneer hem geen geldelijke tegemoetkoming wordt toegekend, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder andere worden betrokken hoe de eigenaar van het voorwerp zich in relatie tot dat voorwerp heeft gedragen en wat de waarde van het onttrokken voorwerp is. De rechtbank merkt op dat een geldelijke tegemoetkoming niet hetzelfde is als een volledige vergoeding van de geleden schade.

In dit geval heeft de eigenaar een kat in de zak gekocht. Die koop is een kwestie tussen hem en de verkoper. Dat de auto niet is wat hij verwachtte, komt voor zijn risico. Er is in beginsel geen reden om vervolgens van de Staat te verwachten dat die die schade vergoedt. Dat wordt niet anders als hij een zaak heeft gekocht waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Slechts voor zover hij, zijn risico als koper meerekenend, door de onttrekking onevenredig wordt getroffen, kan voor een vergoeding plaats zijn.

Het grootste deel van de schade die [betrokkene] lijdt, vloeit niet voort uit de onttrekking aan het verkeer, maar uit het feit dat hij € 15.000,- euro heeft betaald voor een auto die nagenoeg geen waarde heeft in het economisch verkeer. Een omgekatte auto heeft immers geen andere waarde dan de sloopwaarde of waarde van de losse onderdelen, omdat een dergelijke auto niet op de openbare weg mag rijden. Nu de auto in het economisch verkeer weinig waarde heeft, is het nadeel dat [betrokkene] vervolgens door de onttrekking van die auto ondervindt beperkt. Kort gezegd: er wordt een auto met sloopwaarde onttrokken aan het verkeer. Hij wordt dan ook niet onevenredig getroffen door de onttrekking van die auto. Daar komt bij dat hij zelf het risico heeft genomen door een auto in het buitenland aan te schaffen met contant geld en de auto niet goed te (laten) inspecteren vóór de aankoop.

Er is geen grond een geldelijke tegemoetkoming toe te kennen aan [betrokkene] . Het verzoek daartoe wordt afgewezen.”

The post Vervalst VIN-nummer leidt tot onttrekking aan het verkeer – geen recht op compensatie appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
https://strafrechtelijk-beslag.nl/vervalst-vin-nummer-leidt-tot-onttrekking-aan-het-verkeer-geen-recht-op-compensatie/feed/ 0
Toestemming voor doorzoeking auto of woning moet duidelijk en ondubbelzinnig zijn https://strafrechtelijk-beslag.nl/toestemming-voor-doorzoeking-auto-of-woning-moet-duidelijk-en-ondubbelzinnig-zijn/ https://strafrechtelijk-beslag.nl/toestemming-voor-doorzoeking-auto-of-woning-moet-duidelijk-en-ondubbelzinnig-zijn/#respond Wed, 22 Jun 2022 21:29:05 +0000 https://strafrechtelijk-beslag.nl/?p=1697 In het arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:825 wordt besproken onder welke omstandigheden een verdachte vrijwillig toestemming kan geven voor de doorzoeking van een auto of een woning. De Hoge Raad  geeft een juridisch kader over het verrichten van onderzoekshandelingen op grond van toestemming en wijst daartoe eerst op eerdere rechtspraak […]

The post Toestemming voor doorzoeking auto of woning moet duidelijk en ondubbelzinnig zijn appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
In het arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:825 wordt besproken onder welke omstandigheden een verdachte vrijwillig toestemming kan geven voor de doorzoeking van een auto of een woning. De Hoge Raad  geeft een juridisch kader over het verrichten van onderzoekshandelingen op grond van toestemming en wijst daartoe eerst op eerdere rechtspraak (HR:1996:ZD0484 en HR:2012:BY5315). HR zet uiteen dat toestemming vrijwillig en ondubbelzinnig moet worden verleend door betrokkene, die voldoende geïnformeerd moet zijn. De Hoge Raad wijst daarbij o.m. op jurisprudentie van het EHRM over ‘waivers’ en overweegt dat uit rechtspraak van EHRM over art. 8 EVRM niet kan worden afgeleid dat van ‘informed consent’ slechts sprake kan zijn als opsporingsambtenaar de betrokkene expliciet heeft gewezen op mogelijkheid om toestemming te weigeren en op mogelijke gevolgen van verlenen dan wel weigeren van die toestemming. Wel volgt uit die rechtspraak dat naarmate inmenging in persoonlijke levenssfeer zwaarder zal zijn (bijvoorbeeld als sprake is van doorzoeking niet van auto maar van een woning) strengere eisen moeten worden gesteld aan totstandkoming van toestemming op grond waarvan onderzoekshandeling plaatsvindt. Betreffend p-v moet vermelden op welke manier betrokkene toestemming heeft verleend voor verrichten van bepaalde onderzoekshandeling. HR merkt nog op dat het niet aan rechter is om specifieke vormvereisten te ontwikkelen m.b.t. verrichten van strafvorderlijk onderzoek o.g.v. daartoe verleende toestemming. ’s Hofs oordeel houdt in dat, gelet op bevindingen die zijn opgenomen in p-v’s van betrokken opsporingsambtenaren en verklaringen die deze opsporingsambtenaren tegenover RC hebben afgelegd, verdachte vrijwillig en ondubbelzinnig toestemming heeft verleend voor doorzoeking van zijn voertuig en niet alleen voor kijken in auto. Dat oordeel getuigt gelet op wat hiervoor is vooropgesteld niet van een onjuiste rechtsopvatting en is in het licht van wat door verdediging is aangevoerd niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping. CAG: terechte klacht maar geen belang bij cassatie, omdat schending van art. 8 EVRM in beginsel niet tot bewijsuitsluiting leidt en onvoldoende is aangevoerd waarom dit i.c. anders

Juridisch kader over het verrichten van onderzoekshandelingen op grond van toestemming

2.4.1Het is opsporingsambtenaren toegestaan om onderzoekshandelingen die de persoonlijke levenssfeer (kunnen) aantasten, zoals het doorzoeken van een ruimte, te verrichten op grond van toestemming die daartoe is verleend door de persoon aan wie het grondrecht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer toekomt (hierna ook: de betrokkene). Er hoeft dan niet te worden voldaan aan de eisen die in de wet worden gesteld aan het verrichten van zo’n onderzoekshandeling, bijvoorbeeld het vereiste dat een redelijk vermoeden van schuld bestaat. (Vgl. HR 11 juni 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0484 en HR 20 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY5315.)

2.4.2Deze toestemming moet vrijwillig en ondubbelzinnig worden verleend door de betrokkene, die voldoende geïnformeerd moet zijn. Daarbij moet voor de betrokkene duidelijk zijn voor welke onderzoekshandeling toestemming wordt verleend. Dat sprake is van toestemming kan blijken uit de verklaringen en/of de gedragingen van de betrokkene. Als zich feiten en omstandigheden voordoen die met zich brengen dat de betrokken burger niet in vrijheid zijn wil heeft kunnen bepalen over het verlenen van de toestemming, is van vrijwillige medewerking geen sprake.
Het staat de betrokkene vrij om de verleende toestemming in te trekken, ook nadat een aanvang is gemaakt met het onderzoek waarvoor toestemming is gegeven. Vanaf het moment van die intrekking moet de betreffende onderzoekshandeling worden gestaakt, tenzij dat onderzoek op een andere grondslag kan worden voortgezet.

2.4.3In de rechtspraak van het Europees hof voor de rechten van de mens (hierna: EHRM) wordt als algemeen uitgangspunt gehanteerd dat “a waiver of a right guaranteed by the Convention is not valid unless it has been given in full knowledge of the facts, that is to say on the basis of informed consent and without constraint (…). In addition, a waiver must be attended by minimum safeguards commensurate with its importance (…) and once invoked, must not only be voluntary, but must also constitute a knowing and intelligent relinquishment of a right”.1Verder wordt in die rechtspraak tot uitgangspunt genomen dat geen inbreuk op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) plaatsvindt als het verrichten van een onderzoekshandeling zoals een doorzoeking, plaatsvindt op grond van daartoe verleende toestemming, mits er is voorzien in “adequate and effective safeguards against abuse”.2
Uit de rechtspraak van het EHRM over artikel 8 EVRM kan niet worden afgeleid dat van ‘informed consent’ slechts sprake kan zijn als de opsporingsambtenaar de betrokkene expliciet heeft gewezen op de mogelijkheid om de toestemming te weigeren en op de mogelijke gevolgen van het verlenen dan wel weigeren van die toestemming.3 Wel volgt uit die rechtspraak dat naarmate de inmenging in de persoonlijke levenssfeer zwaarder zal zijn – bijvoorbeeld als sprake is van een doorzoeking niet van een auto, maar van een woning – strengere eisen moeten worden gesteld aan de totstandkoming van de toestemming op grond waarvan de onderzoekshandeling plaatsvindt. Het onder 2.4.1 en 2.4.2 geschetste kader strookt met deze rechtspraak van het EHRM.

2.4.4Het Wetboek van Strafvordering kent geen nadere algemene regels met betrekking tot het verrichten van opsporingshandelingen op grond van vrijwillige medewerking, bijvoorbeeld waar het gaat om het voorafgaand aan het vragen van de toestemming verstrekken van informatie of het intrekken van de verleende toestemming. Alleen ten aanzien van specifieke situaties worden in de wet nadere voorwaarden gesteld aan de gevallen waarin om vrijwillige medewerking mag worden gevraagd, en aan de wijze waarop toestemming wordt gevraagd. In het bijzonder kan hierbij worden gewezen op de regeling van artikel 151a lid 1 en 195a lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in samenhang met artikel 2 Besluit DNA-onderzoek in strafzaken.
Wel geldt in het algemeen dat bij het verrichten van opsporingsonderzoek op grond van toestemming de opsporingsambtenaar proces-verbaal moet opmaken van wat door hem tot opsporing is verricht (artikel 152 lid 1 Sv). Het betreffende proces-verbaal moet dan vermelden op welke manier door de betrokkene toestemming is verleend voor het verrichten van een bepaalde onderzoekshandeling.

2.4.5

Opmerking verdient nog dat in de thans voorliggende voorstellen voor de modernisering van het Wetboek van Strafvordering diverse voorschriften zijn opgenomen over het verrichten van strafvorderlijk onderzoek op grond van daartoe verleende toestemming.4 Nu dit initiatief is genomen om de huidige wettelijke regeling aan te passen en aan te vullen, is het niet aan de rechter om, in aanvulling op de onder 2.4.2 genoemde uitgangspunten, specifieke vormvereisten te ontwikkelen met betrekking tot het verrichten van strafvorderlijk onderzoek op grond van daartoe verleende toestemming.

Beoordeling van de klacht

2.5Het oordeel van het hof houdt in dat, gelet op de bevindingen die zijn opgenomen in de processen-verbaal van de betrokken opsporingsambtenaren (bewijsmiddelen 1 en 2) en de verklaringen die deze opsporingsambtenaren tegenover de rechter-commissaris hebben afgelegd, de verdachte vrijwillig en ondubbelzinnig toestemming heeft verleend voor een doorzoeking van zijn voertuig en niet alleen voor het kijken in de auto. Dat oordeel getuigt, gelet op wat onder 2.4 is vooropgesteld, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is, ook in het licht van wat door de verdediging is aangevoerd, niet onbegrijpelijk.

The post Toestemming voor doorzoeking auto of woning moet duidelijk en ondubbelzinnig zijn appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
https://strafrechtelijk-beslag.nl/toestemming-voor-doorzoeking-auto-of-woning-moet-duidelijk-en-ondubbelzinnig-zijn/feed/ 0
Bij waarheidsvindingsbeslag steeds eisen van proportionaliteit en subsidiariteit https://strafrechtelijk-beslag.nl/bij-waarheidsvindingsbeslag-steeds-eisen-van-proportionaliteit-en-subsidiariteit/ https://strafrechtelijk-beslag.nl/bij-waarheidsvindingsbeslag-steeds-eisen-van-proportionaliteit-en-subsidiariteit/#respond Thu, 15 Nov 2018 14:41:26 +0000 https://strafrechtelijk-beslag.nl/?p=1674 Bij waarheidsvindingsbeslag moet de rechter steeds toetsen aan de eisen proportionaliteit en subsidiariteit (ECLI:NL:RBMID:2008:BC6977). Is het wel redelijk om die goederen in beslag te nemen? Kan het anders? Moet het anders? Oneigenlijk beslag In hennepzaken probeert de officier van justitie vaak goederen in beslag te nemen op grond van artikel 94 Sv., wanneer niet aan […]

The post Bij waarheidsvindingsbeslag steeds eisen van proportionaliteit en subsidiariteit appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
Bij waarheidsvindingsbeslag moet de rechter steeds toetsen aan de eisen proportionaliteit en subsidiariteit (ECLI:NL:RBMID:2008:BC6977). Is het wel redelijk om die goederen in beslag te nemen? Kan het anders? Moet het anders?

Oneigenlijk beslag

In hennepzaken probeert de officier van justitie vaak goederen in beslag te nemen op grond van artikel 94 Sv., wanneer niet aan de formaliteiten voor een beslag ex artikel 94a Sv. is voldaan. De officier beargumenteert dan dat het beslag bedoeld is om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen, maar daarvoor hoeft er geen beslag plaats te vinden. Dat kan ook zonder inbeslagname, bijvoorbeeld door een foto te nemen.

The post Bij waarheidsvindingsbeslag steeds eisen van proportionaliteit en subsidiariteit appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
https://strafrechtelijk-beslag.nl/bij-waarheidsvindingsbeslag-steeds-eisen-van-proportionaliteit-en-subsidiariteit/feed/ 0
Ook zonder p-v beslag of beslaglijst is er sprake van beslag https://strafrechtelijk-beslag.nl/ook-zonder-p-v-beslag-of-beslaglijst-is-er-sprake-van-beslag/ https://strafrechtelijk-beslag.nl/ook-zonder-p-v-beslag-of-beslaglijst-is-er-sprake-van-beslag/#respond Thu, 15 Nov 2018 14:26:15 +0000 https://strafrechtelijk-beslag.nl/?p=1672 Ook zonder dat er een proces-verbaal van inbeslagneming is opgesteld, kan het afpakken van een goed door de politie als beslag worden aangemerkt. Ook een beslaglijst is niet vereist (vlg HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:964). Conclusie A-G: “Onder inbeslagneming, hetgeen is gedefinieerd in art. 134 lid 1 Sv, wordt verstaan het onder zich nemen of gaan […]

The post Ook zonder p-v beslag of beslaglijst is er sprake van beslag appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
Ook zonder dat er een proces-verbaal van inbeslagneming is opgesteld, kan het afpakken van een goed door de politie als beslag worden aangemerkt. Ook een beslaglijst is niet vereist (vlg HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:964).

Conclusie A-G: “Onder inbeslagneming, hetgeen is gedefinieerd in art. 134 lid 1 Sv, wordt verstaan het onder zich nemen of gaan houden van een voorwerp ten behoeve van de strafvordering. Tot de definitie behoort niet dat de formaliteiten in acht zijn genomen, noch dat er een bevoegdheid tot inbeslagneming was. Waar het op aankomt is het doel van het onder zich nemen of gaan houden (ten behoeve van de strafvordering).”

Zie ook: ECLI:NL:HR:2017:479

The post Ook zonder p-v beslag of beslaglijst is er sprake van beslag appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
https://strafrechtelijk-beslag.nl/ook-zonder-p-v-beslag-of-beslaglijst-is-er-sprake-van-beslag/feed/ 0
Door politie gedwongen toestemming onrechtmatig https://strafrechtelijk-beslag.nl/door-politie-gedwongen-toestemming-onrechtmatig/ https://strafrechtelijk-beslag.nl/door-politie-gedwongen-toestemming-onrechtmatig/#respond Wed, 22 Aug 2018 08:33:54 +0000 https://strafrechtelijk-beslag.nl/?p=1669 De hoofdagent en verbalisant 2 op 13 december 2016 naar het [adres 1] waren gegaan, omdat volgens informatie in de politiesystemen de bestuurder van een voertuig zonder geldige APK zich kort daarvoor had onttrokken aan een verkeerscontrole en de tenaamgestelde van dat voertuig op dat adres woonachtig was.[de hoofdagent] heeft gerelateerd dat hij en zijn […]

The post Door politie gedwongen toestemming onrechtmatig appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>

De hoofdagent en verbalisant 2 op 13 december 2016 naar het [adres 1] waren gegaan, omdat volgens informatie in de politiesystemen de bestuurder van een voertuig zonder geldige APK zich kort daarvoor had onttrokken aan een verkeerscontrole en de tenaamgestelde van dat voertuig op dat adres woonachtig was.[de hoofdagent] heeft gerelateerd dat hij en zijn collega de desbetreffende auto op de oprit, en een man (naar later bleek: de verdachte) in de tuin van de woning van [adres 1] zagen staan. Zij vorderden van deze man het rijbewijs en toen deze aangaf daaraan niet te kunnen voldoen, zijn legitimatiebewijs. Deze man zei ‘dat hij niets op zak had, maar dat hij dat wel even binnen in zijn woning zou gaan pakken’. Hierop deelde [de hoofdagent] hem mede ‘dat hij binnen zijn legitimatiebewijs mocht gaan pakken, maar dat zij wel met hem mee zouden lopen’. Zij hoorden dat verdachte vervolgens zei ‘dat niemand mee zijn woning in mocht gaan’. Toen verdachte zich omdraaide en in de richting van zijn voordeur wilde lopen, pakte [verbalisant 2] hem bij zijn mouw vast en deelde hem mede ‘dat als hij de woning in wilde gaan, er iemand van de politie mee zou lopen’. [de hoofdagent] deelde hem vervolgens mede ‘dat hij aangehouden zou worden terzake het niet op eerste vordering overgeven van het legitimatiebewijs als hij dat niet toe zou staan’. De verbalisanten hoorden vervolgens dat verdachte zei ‘dat hij dat begreep en dat ze dan maar even met hem mee moesten lopen’ en ‘dat hij niet aangehouden wilde worden en dat ze daarom maar even mee naar binnen moesten lopen’. Eenmaal binnen roken de verbalisanten een hennepgeur. In het proces-verbaal van aanhouding (p. 017 zaaksdossier) hebben de verbalisanten gerelateerd dat is binnengetreden met toestemming van de verdachte.

De verdediging heeft ter terechtzitting betwist dat verdachte vrijwillig toestemming heeft gegeven om zijn woning binnen te treden.

De rechtbank overweegt als volgt (ECLI:NL:RBOBR:2018:4158):

Het toetsingskader van het binnentreden van een woning wordt gevormd door artikel 12 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en de op die bepalingen gebaseerde jurisprudentie met betrekking tot de bescherming van het huisrecht, alsmede door de bepalingen van de Algemene wet op het binnentreden. In de kern volgt daar uit dat sprake is van een inbreuk op het huisrecht wanneer tegen de wil van betrokkene wordt binnengetreden. Slechts wanneer vrijwillig toestemming wordt gegeven voor het binnentreden is geen sprake van zo’n inbreuk. Slechts in bij de wet voorziene gevallen en onder voorwaarden kan gerechtvaardigd een inbreuk op het huisrecht worden gemaakt.

De rechtbank constateert dat de verbalisanten niet beschikten over een schriftelijke machtiging tot binnentreden van de woning van verdachte en dat er in het dossier geen schriftelijke toestemmingsverklaring van verdachte aanwezig is. Of verdachte toestemming tot binnentreden heeft gegeven kan de rechtbank derhalve enkel afleiden uit hetgeen verbalisanten [de hoofdagent] en [verbalisant 2] in het proces-verbaal hebben gerelateerd.

Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval onrechtmatig is binnengetreden. Niet is uit het procesdossier gebleken dat, of op grond waarvan, verbalisanten [de hoofdagent] en [verbalisant 2] na het gerezen vermoeden dat de verdachte had gereden in een voertuig waarvan een geldige APK ontbrak, en na de constatering dat de verdachte geen rijbewijs en geen legitimatiebewijs bij zich had, een bevoegdheid hadden tot het binnentreden van de woning. Evenmin waren zij in het bezit van een schriftelijke machtiging tot binnentreden. Weliswaar hadden zij de bevoegdheid om verdachte aan te houden ter zake van een op heterdaad ontdekt feit, maar daarvan hebben zij toen geen gebruik gemaakt.

Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte daarna in vrijheid toestemming heeft gegeven tot het betreden van de woning. In eerste instantie heeft verdachte (in vrijheid) tegen de verbalisanten gezegd ‘dat niemand mee zijn woning in mocht gaan’. Vervolgens werd hem de keuze geboden tussen aangehouden worden of toestaan dat de verbalisanten met hem mee naar binnen zouden lopen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verbalisanten verdachte in zijn keuzevrijheid beperkt door aan te geven dat hij van zijn vrijheid zou worden beroofd, indien verdachte niet zou toestaan dat de verbalisanten met verdachte mee de woning in zouden lopen. Op deze manier werd naar het oordeel van de rechtbank op verdachte op zodanige wijze druk uitgeoefend, dat niet langer gezegd kan worden dat de daarna door verdachte verleende toestemming in volledige vrijheid is gegeven. Zulks blijkt bovendien ook uit de door hem gebezigde woorden ‘dat hij niet aangehouden wilde worden en dat ze daarom maar even mee naar binnen moesten lopen’. De verbalisanten hebben het al dan niet gebruik maken van hun bevoegdheid tot aanhouding van verdachte ingezet, teneinde te bereiken dat door verdachte hen een handelen werd toegestaan waartoe zij niet bevoegd waren.

Verdachte werd in wezen voor het blok gezet te kiezen tussen het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam, en zijn huisrecht, het één op te offeren voor het ander terwijl hij – op dat moment nog niet aangehouden – beide grondrechten had. Hiermee is sprake van een schending van zijn grondrechten.

De rechtbank moet vervolgens op basis van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering bepalen welk gevolg verbonden moet worden aan het vormverzuim.

Woningen mogen door opsporingsambtenaren niet worden betreden anders dan met toestemming van een bewoner of met machtiging van een bevoegde autoriteit. Dit is een belangrijk strafvorderlijk voorschrift ter bescherming van het grondwettelijk gewaarborgde huisrecht. Dit voorschrift strekt daarmee ook ter bescherming van de rechten van de verdachte. Door het onrechtmatig binnentreden in de woning, is zowel inbreuk gemaakt op een belangrijk strafvorderlijk voorschrift, als op de door dat voorschrift gewaarborgde belangen van de verdachte. Gelet op deze constatering is de rechtbank van oordeel dat het gevolg van het vormverzuim bewijsuitsluiting dient te zijn mede om toekomstige vergelijkbare vormverzuimen die onrechtmatige bewijsgaring tot gevolg hebben te voorkomen en een krachtige stimulans te laten bestaan tot het handelen in overeenstemming met de voorgeschreven norm.

Dit betekent dat de rechtbank de aangetroffen hennep, wapens en munitie en hetgeen de verbalisanten in de woning hebben waargenomen niet als bewijs zal gebruiken.

Het nadeel dat de toepassing van bewijsuitsluiting heeft voor de op zichzelf zwaarwegende maatschappelijke belangen van waarheidsvinding en bestraffing worden naar het oordeel van de rechtbank gematigd doordat de inbeslaggenomen illegale goederen uit het maatschappelijk verkeer zijn genomen.

Nu, na uitsluiting van genoemd bewijs, in de overige stukken van het dossier voor het aan verdachte tenlastegelegde onvoldoende bewijs voor het ten laste gelegde aanwezig is, dient verdachte van alle hem tenlastegelegde feiten te worden vrijgesproken.

The post Door politie gedwongen toestemming onrechtmatig appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
https://strafrechtelijk-beslag.nl/door-politie-gedwongen-toestemming-onrechtmatig/feed/ 0
Toestemming niet geldig vanwege onjuiste taal https://strafrechtelijk-beslag.nl/toestemming-geldig-vanwege-onjuiste-taal/ https://strafrechtelijk-beslag.nl/toestemming-geldig-vanwege-onjuiste-taal/#respond Tue, 06 Mar 2018 21:32:25 +0000 https://strafrechtelijk-beslag.nl/?p=1652 Regelmatig komt het voor dat de politie in het proces-verbaal relateert dat de verdachte toestemming gaf voor de doorzoeking van een auto of woning, terwijl de verdachte niet eens de Nederlandse taal spreekt. Deze toestemming is uiteraard niet geldig. Datzelfde geldt voor de situatie wanneer de politie in het Engels probeert om een anderstalige verdachte […]

The post Toestemming niet geldig vanwege onjuiste taal appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
Regelmatig komt het voor dat de politie in het proces-verbaal relateert dat de verdachte toestemming gaf voor de doorzoeking van een auto of woning, terwijl de verdachte niet eens de Nederlandse taal spreekt. Deze toestemming is uiteraard niet geldig.
Datzelfde geldt voor de situatie wanneer de politie in het Engels probeert om een anderstalige verdachte om toestemming vraagt (Rb Zeeland West-Brabant, 17 oktober 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:6692).

Verweer advocaat: toestemming niet geldig

De advocaat heeft aangevoerd dat de rechtmatigheid van de doorzoeking niet is te toetsen, te meer nu niet duidelijk is geworden waarom, na een eerste bezoek aan de woning door medewerkers van de gemeente, een tweede bezoek – waarbij de politie de woning heeft doorzocht – heeft plaatsgevonden.
Tevens wijst de raadsman erop dat niet helder is geworden waarvoor verdachte toestemming heeft gegeven. Hij betwijfelt of verdachte bewust en vrijwillig heeft ingestemd met een doorzoeking van het pand. Verdachte is immers als man van Poolse afkomst in de Engelse taalgevraagd om toestemming tot het binnentreden in de woning, waarbij is gesproken over het aantal personen dat in het pand zou verblijven. De raadsman vraagt zich daarbij af, mede gelet op de jurisprudentie van het EHRM, of de politie een actieve rol heeft gehad in het wijzen van verdachte op zijn rechten.
Volgens de raadsman had de politieagent op het moment dat hij een hennepgeur in de woning rook, de situatie moeten bevriezen. Vervolgens had de juiste procedure gevolgd dienen te worden om tot de doorzoeking over te gaan.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat er sprake is van een zodanige gebrekkige vastlegging van gegevens en foto’s in het dossier, dat bij hem twijfels zijn gerezen over de doorzoeking en de kwaliteit van de bevindingen daaromtrent. Zo ontbreken foto’s van de plakken hasj en de doorzichtige plastic tassen die in de koelkast zouden zijn aangetroffen.
Gezien de voornoemde vormverzuimen, concludeert de raadsman dat de doorzoeking niet rechtmatig heeft plaatsgehad en dat dit dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs, inhoudende de processen-verbaal voor wat betreft het aantreffen van de diverse verdovende middelen.
Omdat door deze uitsluiting van het bewijs onvoldoende overig bewijs resteert, verzoekt de raadsman verdachte vrij te spreken.

Rechtbank: vrijspraak vanwege onrechtmatige doorzoeking

De rechtbank komt tot een vrijspraak en overweegt als volgt:

“In het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] is opgenomen dat zij op 2 januari 2014 samen met twee ambtenaren van de gemeente Tilburg, [gemeenteambtenaar 1] en [gemeenteambtenaar 2] , belast waren met de controle van overlastgevende panden in de wijk [naam] te Tilburg. In een aanvullend proces-verbaal van voornoemde verbalisanten is aangegeven dat zij bij de uitvoering van de controle waren betrokken om als sterke arm te dienen. Op de lijst van de te controleren panden was onder meer het adres [adres 1] te Tilburg vermeld. Blijkens het verslag van [gemeenteambtenaar 1] waren bij een eerdere controle (op 22 november 2013) meer matrassen in de woning op dit adres aanwezig dan dat er personen stonden ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. De gemeente had daarom het vermoeden van illegale bewoning dan wel bewoning zonder kamerhuurvergunning in dit pand.

In verband met een hercontrole werd op 2 januari 2014 omstreeks 17.45 uur aangebeld bij het pand aan de [adres 1] . Verdachte opende de voordeur. Daarop sprak een medewerker van de gemeente de man aan en legde hem in de Engelse taal uit wat het doel van de controle was. Vervolgens werd aan verdachte gevraagd of het gezelschap de woning mocht betreden. Volgens de agenten werd die toestemming door verdachte verleend. Verbalisant [verbalisant 2] liep tezamen met [gemeenteambtenaar 2] en gevolgd door verdachte naar een slaapkamer op de begane grond, die aan de achterzijde van de woning was gelegen. [verbalisant 2] rook direct een sterke henneplucht en vroeg aan verdachte of zich hennep in zijn slaapkamer bevond. Verdachte ontkende dit. [verbalisant 2] zag toen dat verdachte snel de schuifdeur van een kledingkast dicht schoof, waarin [verbalisant 2] onder meer een waterpijp had zien liggen.

[verbalisant 2] zag naast de kledingkast een klein model koelkast staan met een glazen deur. Hij rook dat de hennepgeur zich concentreerde rondom die koelkast. [verbalisant 2] zag door de glazen deur dat in de koelkast een aantal gripzakjes lagen, evenals doorzichtige plastic tassen inhoudende plakken hasj. Na deze waarneming maakte hij de koelkastdeur open, trok een plastic tas uit de koelkast en keek daarin. [verbalisant 2] zag dat er twee afgesloten sealbags met henneptoppen in de tas zaten, zijnde meer dan een gebruikershoeveelheid. Verdachte gaf daarna desgevraagd aan dat alle drugs van hem waren en werd door [verbalisant 2] en [verbalisant 1] aangehouden in het kader van de overtreding van de Opiumwet. [verbalisant 2] vroeg aan verdachte in de Engelse taal om toestemming tot het doorzoeken van de woning. In het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] is gerelateerd dat verdachte heeft aangegeven dat hij geen bezwaar had tegen een doorzoeking en dat hij daartoe een verklaring heeft ondertekend waarin hij aangaf hoofdbewoner van het pand te zijn.

Voordat [verbalisant 2] en [verbalisant 1] begonnen met de doorzoeking legden zij de zaak telefonisch voor aan de officier van justitie, die kenbaar maakte dat met de doorzoeking kon worden aangevangen.

Uit diverse processen-verbaal van bevindingen en NFI-rapportages volgt dat later, bij de doorzoeking in de woning, hoeveelheden amfetamine en henneptoppen, alsmede tabletten bevattende MDMA zijn aangetroffen.

Verdachte heeft verklaard ongeveer twee jaar woonachtig te zijn in de woning aan de [adres 1] te Tilburg.

Op grond van de gegeven aanleiding voor het bezoek aan de woning van verdachte in combinatie bezien met de bepalingen in de Algemene wet op het binnentreden, met name artikel 1 en 9 van die wet, stelt de rechtbank vast dat het optreden van de ambtenaren tot het binnentreden van de woning rechtmatig moet worden geacht. Te meer nu door verdachte als bewoner toestemming voor het binnentreden is gegeven, nadat hem het doel van het bezoek is medegedeeld. Een schriftelijke machtiging tot binnentreden afgegeven door een daartoe bevoegd persoon en omkleed met voorschriften is in het geval van verleende toestemming niet vereist. De rechtbank heeft, ondanks de mogelijke taalbarrière van verdachte, geen reden tot twijfel dat verdachte dit verzoek van de ambtenaren niet zou hebben begrepen. Dit blijkt volgens het relaas van de verbalisanten ook niet uit de gedragingen of opmerkingen van verdachte.

De rechtbank leidt uit de bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 1] voorts af dat [verbalisant 2] bij het betreden van de slaapkamer direct een sterke hennepgeur waarnam en dat hij een ogenblik later gripzakken en plakken hasj in de dichte koelkast zag liggen. Op dat moment was naar het oordeel van de rechtbank sprake van een verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: WvSv), in het bijzonder van artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet. Gelet op artikel 96 van het WvSv en de vaste jurisprudentie hieromtrent, zijn de opsporingsambtenaren op dat moment weliswaar bevoegd om de daarvoor vatbare voorwerpen in beslag te nemen en daartoe elke plaats te betreden, doch is deze bevoegdheid beperkt tot het zoekend rond kijken. De bevoegdheid tot doorzoeking ter inbeslagneming in een woning ligt, op basis van artikel 110 van het WvSv, in de eerste plaats bij de rechter-commissaris. De bescherming van het in de privacy sfeer gelegen huisrecht van de burger rechtvaardigt dat een inbreuk daarop vooraf wordt getoetst door een rechterlijke autoriteit die zijn bevindingen daaromtrent verwoord in een proces-verbaal. De (hulp)officier van justitie krijgt in artikel 97 van voornoemde wet een van de rechter-commissaris afgeleide bevoegdheid, echter slechts in het voorkomende geval van een dringende noodzaak, waarbij de komst van de rechter-commissaris niet kan worden afgewacht. De vorenstaande regels ten aanzien van de doorzoekingbehoeven niet in acht te worden genomen indien de bewoner instemt met een doorzoeking. In dat geval kunnen niet alleen de (hulp)officier van justitie, maar ook opsporingsambtenaren op grond van die toestemming een woning doorzoeken en daarvoor vatbare voorwerpen in beslag nemen.

De rechtbank constateert in dit geval dat verbalisant [verbalisant 2] verder is gegaan dan enkel het zoekend rond kijken, op het moment dat hij de koelkast opende en hieruit vervolgens een plastic zak trok en daarin keek. Deze zoekhandeling kan worden aangemerkt als een doorzoeking ter inbeslagneming. Op dat ogenblik had verdachte (nog) geen toestemming verleend om de woning te doorzoeken. Evenmin was toen sprake van de tussenkomst van een rechter-commissaris of (hulp)officier van justitie. De rechtbank stelt vast dat de verbalisant zijn bevoegdheid heeft overschreden en dat daarmee een ernstig vormverzuim, te weten een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte, aan de orde is.

Bij de beantwoording van de vraag tot welk gevolg dit verzuim dient te leiden, is – in het licht van artikel 359a van het WvSv en de bijbehorende jurisprudentie – van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim in zijn belangen die de geschonden norm beoogt te beschermen is geschaad. Nu er al sprake was van een gerichte verdenking vanwege de hennepgeur die rond de koelkast hing en er door de glazen ruit van de koelkast drugs en druggerelateerde goederen al duidelijk zichtbaar waren, is de rechtbank met betrekking tot de in de koelkast aangetroffen hasj van oordeel dat verdachte door het verzuim niet geschonden is in zijn belangen als bewoner die de overtreden norm beoogt te beschermen. De rechtbank volstaat daarom met de constatering van de onrechtmatigheid van de bewijsgaring zonder daaraan een rechtsgevolg te verbinden.

Niettemin is de rechtbank vervolgens met de raadsman wel van oordeel dat onvoldoende is bepaald hoeveel en welke (soft)drugs in de koelkast hebben gelegen en of die drugs aldus op enigerlei wijze corresponderen met de onder feit 3 genoemde hoeveelheden hennep. Dit is uit de beschikbare processen-verbaal bevindingen, sporenlijsten, kennisgevingen van inbeslagneming dan wel foto’s niet op te maken. De rechtbank concludeert dan ook bij gebrek aan informatie in het dossier tot vrijspraak van feit 3.

Nadat de koelkast was geopend, werd volgens de verbalisanten aan verdachte toestemming gevraagd om de woning te doorzoeken en werd deze toestemming volgens hen ook gegeven. De rechtbank kan uit het dossier evenwel onvoldoende afleiden dat verdachte expliciet en ondubbelzinnig daarvoor toestemming heeft gegeven. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de aanvankelijk ontkennende verklaring van verdachte aangaande het drugsbezit en zijn daaropvolgende non-verbale handeling van het dicht schuiven van zijn kledingkast, uit welke handeling kan worden afgeleid dat verdachte niet toestond dat door de ambtenaren in zijn kast(en) zou worden gekeken. Nu verdachte als Pool is benaderd in de Engelse taal – niet zijnde de voertaal van hem en de verbalisanten – en er in beginsel over een controle van het aantal bewoners van het pand en over toestemming tot het binnentreden van de woning is gesproken, is er aanleiding om op voorhand te betwijfelen of de verdachte heeft begrepen dat hij door toestemming tot doorzoeking te geven, expliciet en ondubbelzinnig akkoord is gegaan met doorzoeking van zijn woning. Verdachte zou volgens de verbalisanten een schriftelijke verklaring tot toestemming hebben ondertekend, maar een dergelijke verklaring ontbreekt in het procesdossier. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat de woning zonder een voldoende expliciete en ondubbelzinnige toestemming van verdachte is doorzocht.

De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld in hoeverre de rechter-commissaris betrokken had moeten worden bij de doorzoekingop grond van artikel 110 dan wel van artikel 97 van het WvSv.

Niet is gebleken dat de rechter-commissaris bij de doorzoeking in de woning aanwezig is geweest, zoals volgens artikel 110 van het WvSv is vereist. Alvorens feitelijk tot de doorzoeking is overgegaan, is de officier van justitie geraadpleegd. De rechtbank gaat ervan uit dat in de onderhavige zaak geen sprake was van een dringende noodzakelijkheid, waarbij het optreden van de rechter-commissaris niet kon worden afgewacht en de officier van justitie de doorzoeking heeft mogen uitvoeren, welke mogelijkheid wordt geboden in artikel 97 WvSv. Naar het oordeel van de rechtbank heeft immers geen gerede kans bestaan dat bij uitstel de goederen (drugs) niet of slechts zeer moeilijk te achterhalen zouden zijn. Daarvoor zijn geen aanknopingspunten voorhanden. Indien er wel sprake zou zijn van een dringende noodzakelijkheid, dan had de officier van justitie een mondelinge of schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris voorafgaand aan de doorzoeking nodig gehad. Uit het dossier is echter niet te distilleren dat de bewuste machtiging is gevraagd en door de rechter-commissaris is afgegeven. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat aan de in zowel artikel 110, als in artikel 97 van het WvSv gestelde voorwaarden, niet is voldaan.

De rechtbank oordeelt derhalve dat de doorzoeking onbevoegd heeft plaatsgevonden, met als gevolg dat het bewijs – de vondst van de harddrugs – op onrechtmatige wijze is verkregen. In ernstige mate is inbreuk gemaakt op het belang van verdachte, te weten de persoonlijke levenssfeer en het huisrecht in het bijzonder, welk belang door de strafvorderlijke voorschriften gewaarborgd wordt.

De doorzoeking wijkt af van de hiervoor omschreven minder kritieke situatie waarbij de drugs, althans op drugs gelijkende voorwerpen, door een transparante koelkastdeur direct waarneembaar zijn geweest en in beslag konden worden genomen. Bij de doorzoeking is de woning kennelijk stelselmatig en gericht doorzocht en zijn afgesloten kasten en tassen geopend. Aldus is het huisrecht van verdachte in ernstige mate geschaad. Het optreden van de opsporingsambtenaren is niet te verontschuldigen. Zij hadden de situatie tijdig moeten bevriezen en de komst van de rechter-commissaris moeten afwachten.

Gelet op het geschonden belang en de ernst van het verzuim, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met de enkele constatering dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een ernstige inbreuk op een grondrecht van de verdachte waarbij het belang om toekomstige vergelijkbare vormverzuimen te voorkomen noopt tot bewijsuitsluiting. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat met dit oordeel in dit geval ook niet op onaanvaardbare wijze afbreuk wordt gedaan aan zwaarwegende belangen als de waarheidsvinding en de bestraffing van de dader van een strafbaar feit. Deze zaak is zonder enige aanwijsbare reden eerst na drie jaar en tien maanden na de huiszoeking op zitting gebracht.

Het voorgaande heeft tot gevolg dat de rechtbank zal overgaan tot bewijsuitsluiting voor wat betreft de processen-verbaal van bevindingen inzake het aantreffen van de MDMA-tabletten en de amfetamine en de drugstesten, alsmede de NFI-rapportages aangaande de verdovende middelen. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat door de uitsluiting van deze bewijsmiddelen geen bewijs beschikbaar is om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2 te kunnen concluderen.

De rechtbank zal daarom verdachte ook vrijspreken van feit 1 en feit 2.”

The post Toestemming niet geldig vanwege onjuiste taal appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
https://strafrechtelijk-beslag.nl/toestemming-geldig-vanwege-onjuiste-taal/feed/ 0
Voor verzoek openen koffer is geen redelijk vermoeden van schuld nodig https://strafrechtelijk-beslag.nl/verzoek-openen-koffer-is-geen-redelijk-vermoeden-schuld-nodig/ https://strafrechtelijk-beslag.nl/verzoek-openen-koffer-is-geen-redelijk-vermoeden-schuld-nodig/#respond Tue, 06 Mar 2018 20:57:59 +0000 https://strafrechtelijk-beslag.nl/?p=1650 Het vragen door de politie aan een persoon om vrijwillig een meegedragen koffer te openen, is toegestaan. Daarbij is niet van belang of op het moment van vragen sprake is van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit op basis van feiten en omstandigheden, die op dat moment aan de verbalisant, die om […]

The post Voor verzoek openen koffer is geen redelijk vermoeden van schuld nodig appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>

Het vragen door de politie aan een persoon om vrijwillig een meegedragen koffer te openen, is toegestaan. Daarbij is niet van belang of op het moment van vragen sprake is van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit op basis van feiten en omstandigheden, die op dat moment aan de verbalisant, die om vrijwillige opening van de koffer vraagt, bekend zijn De rechtbank baseert dit oordeel mede op.het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2012 (LJN: BY5315), vlg ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ6214.

 

The post Voor verzoek openen koffer is geen redelijk vermoeden van schuld nodig appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
https://strafrechtelijk-beslag.nl/verzoek-openen-koffer-is-geen-redelijk-vermoeden-schuld-nodig/feed/ 0
Eisen toestemming binnentreden en huiszoeking bij ontbreken redelijk vermoeden van schuld https://strafrechtelijk-beslag.nl/eisen-toestemming-binnentreden-huiszoeking-ontbreken-redelijk-vermoeden-schuld/ https://strafrechtelijk-beslag.nl/eisen-toestemming-binnentreden-huiszoeking-ontbreken-redelijk-vermoeden-schuld/#respond Sat, 16 Dec 2017 22:28:37 +0000 https://strafrechtelijk-beslag.nl/?p=1646 Wanneer in feite een redelijk vermoeden van schuld heeft ontbroken, maar de verdachte desalniettemin toestemming heeft gegeven voor het betreden van de woning, gelden er wel bijzondere eisen voor die toestemming. De politie mag niet te snel aannemen dat de bewoner toestemming geeft voor het binnentreden van de woning (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 5 september 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6553). Onderhavige […]

The post Eisen toestemming binnentreden en huiszoeking bij ontbreken redelijk vermoeden van schuld appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
Wanneer in feite een redelijk vermoeden van schuld heeft ontbroken, maar de verdachte desalniettemin toestemming heeft gegeven voor het betreden van de woning, gelden er wel bijzondere eisen voor die toestemming. De politie mag niet te snel aannemen dat de bewoner toestemming geeft voor het binnentreden van de woning (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 5 september 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6553).

Onderhavige strafzaak is door de Hoge Raad bij arrest van 18 december 2012, LJN BY5315, NJ 2013, 355 teruggewezen naar het hof.

Ontbreken redelijk vermoeden van schuld

Het hof stelt vast – en door de advocaat-generaal is niet betwist – dat niet een voldoende redelijk vermoeden van schuld bestond voor de doorzoeking ter inbeslagname in verdachtes woning op 23 januari 2007. De vraag is of er sprake is geweest van door verdacht verleende toestemming die de doorzoeking rechtvaardigde.

Geen toestemming verleend

Door en namens verdachte is ter terechtzitting van het hof d.d. 22 augustus 2013 aangevoerd dat verdachte geen nadrukkelijke toestemming heeft verleend voor het betreden en doorzoeken van zijn woning, maar dat de verbalisanten wellicht de indruk hebben gekregen dat verdachte (stilzwijgend) instemde. Uit het proces-verbaal d.d. 4 februari 2008 blijkt het volgende, voor zover van belang:

“Op dag en datum voornoemd werd met toestemming van de enige bewoner [verdachte] de woning (…) betreden en doorzocht.”

Het hof stelt vast dat het dossier verder niets vermeldt over de wijze waarop toestemming is gevraagd en hoe van die toestemming is gebleken.
Naar het oordeel van het hof dient aan het geven van een toereikende en rechtsgeldige toestemming voor het betreden en doorzoeken van een woning een aantal eisen te worden gesteld. Dit houdt daarmee verband dat de bewoner van die woning met het geven van die toestemming afstand doet van de bescherming van het huisrecht, genoemd in artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het hof komt tot het oordeel dat, voor het geven van een rechtsgeldige en toereikende toestemming, in ieder geval is vereist dat de verbalisanten die de toestemming vragen zich legitimeren en mededeling doen van het doel van het binnentreden en de doorzoeking. Het hof heeft hierbij betrokken hetgeen in artikel 1, eerste lid, van de Algemene wet op het binnentreden is bepaald.
Uit het door verbalisanten opgemaakte proces-verbaal kan niet worden opgemaakt dat aan deze eisen is voldaan. Gelet op hetgeen verdachte ter terechtzitting van het hof heeft verklaard komt het hof tot de vaststelling dat verbalisanten, bij het vragen van toestemming om binnen te treden in de woning van verdachte en daar een doorzoeking te verrichten, zich niet hebben gelegitimeerd en evenmin het doel van het betreden en doorzoeken van de woning hebben meegedeeld. Nader onderzoek daartoe, zoals door de advocaat-generaal subsidiair is gevorderd, acht het hof niet noodzakelijk.
De door verdachte gegeven toestemming moet derhalve als ontoereikend en niet rechtsgeldig worden beschouwd.
De uit de betreding en de doorzoeking van de woning voortvloeiende inbeslagname van kinderpornografisch fotomateriaal is, gelet hierop, onrechtmatig geweest. Door de onrechtmatige bewijsgaring is een belangrijk strafvorderlijk voorschrift of beginsel in aanzienlijke mate geschonden, zodat de resultaten die door dit verzuim zijn verkregen, te weten de gegevensdrager met daarop kinderpornografische afbeeldingen, niet mogen bijdragen aan het bewijs.

Het hof overweegt hiertoe dat sprake is van een zeer ingrijpende inbreuk op een grondrecht en dat toepassing van bewijsuitsluiting noodzakelijk moet worden geacht als middel om toekomstige vergelijkbare vormverzuimen die onrechtmatige bewijsgaring tot gevolg hebben te voorkomen en een krachtige stimulans te laten bestaan tot handelen in overeenstemming met de voorgeschreven norm. Hierbij betrekt het hof tevens dat met bewijsuitsluiting naar het oordeel van het hof in dit geval niet op onaanvaardbare wijze afbreuk wordt gedaan aan zwaarwegende belangen als de waarheidsvinding en de bestraffing van de dader van een strafbaar feit. In dit verband overweegt het hof dat de advocaat-generaal, gelet op de relatief geringe ernst en de ouderdom van de zaak, heeft gevorderd dat aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en voorts dat er geen belangen van slachtoffers zijn die tot een andere benadering nopen.

Een en ander brengt mee dat onvoldoende wettig bewijs voorhanden is voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Gelet hierop moet verdachte daarvan worden vrijgesproken.

 

The post Eisen toestemming binnentreden en huiszoeking bij ontbreken redelijk vermoeden van schuld appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
https://strafrechtelijk-beslag.nl/eisen-toestemming-binnentreden-huiszoeking-ontbreken-redelijk-vermoeden-schuld/feed/ 0
Redelijk vermoeden van schuld bij toestemming huiszoeking https://strafrechtelijk-beslag.nl/redelijk-vermoeden-schuld-toestemming-huiszoeking/ https://strafrechtelijk-beslag.nl/redelijk-vermoeden-schuld-toestemming-huiszoeking/#respond Thu, 03 Aug 2017 11:36:39 +0000 https://strafrechtelijk-beslag.nl/?p=1635 Juist is dat ook het doorzoeken van de woning van een bewoner met diens toestemming niet geheel van rechterlijke toetsing is ontheven.(conclusie van AG Machielse vóór HR 8 april 2008, LJN BC5944) Ook ingeval van gegeven toestemming kan de reden van doorzoeking zodanig vaag zijn of kan doorzoeking in zodanige mate van willekeur getuigen dat […]

The post Redelijk vermoeden van schuld bij toestemming huiszoeking appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
Juist is dat ook het doorzoeken van de woning van een bewoner met diens toestemming niet geheel van rechterlijke toetsing is ontheven.(conclusie van AG Machielse vóór HR 8 april 2008, LJN BC5944) Ook ingeval van gegeven toestemming kan de reden van doorzoeking zodanig vaag zijn of kan doorzoeking in zodanige mate van willekeur getuigen dat een ontoelaatbare inbreuk op de persoonlijke levenssfeer moet worden aangenomen. Bij de toetsing van de rechtmatigheid van een doorzoeking kan door de rechter tevens worden bekeken in hoeverre de toestemming van een bewoner voor doorzoeking van zijn woning daadwerkelijk in vrijheid is gegeven. Uit de in dit verband relevante overwegingen van het Hof in het bestreden arrest blijkt echter niet duidelijk op grond van welke omstandigheden de doorzoeking van de woning van de verdachte hier ondanks de door hem gegeven toestemming onrechtmatig zou zijn (ECLI:NL:PHR:2012:BY5315).

Het is echter niet zo dat de toestemming voor het betreden en doorzoeken van een woning door verbalisanten aan een verdachte in het algemeen slechts gevraagd mag worden als sprake is van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Het verweer dat in redelijkheid niet om toestemming voor het betreden en doorzoeken van de woning gevraagd mocht worden, moet wel goed worden gemotiveerd. Het moet gaan om een situatie die echt duidt op volstrekte willekeur.

Gevolgen toestemming huiszoeking

In algemene zin kan uit de jurisprudentie van Uw Raad worden afgeleid dat bij toestemming van een bewoner voor de doorzoeking van zijn woning (of voor enige andere onderzoekshandeling) in ieder geval in die zin niet van het gebruik van een dwangmiddel kan worden gesproken dat de daarvoor in de wet neergelegde voorwaarden niet van toepassing zijn HR 1 februari 2000, NJ 2000/264.

> Meer informatie toestemming 

Geschonden belang

Het belang van de aanwezigheid van een redelijk vermoeden van schuld alvorens een woning te mogen doorzoeken, is gelegen in het belangrijke rechtsstatelijke principe dat willekeurig politieoptreden dient te worden voorkomen. Zonder voldoende gegronde basis voor een verdenking mochten de politieambtenaren niet een dergelijke vergaande inbreuk maken op verdachtes huisrecht en recht op privacy. Dit belang is in ernstige mate geschonden doordat de politie verdachtes woning heeft doorzocht en zijn gegevensdragers in beslag heeft genomen. De inbreuk die het verzuim heeft gemaakt kan dan als ernstig worden gekwalificeerd.

The post Redelijk vermoeden van schuld bij toestemming huiszoeking appeared first on Strafrechtelijk-beslag.nl.

]]>
https://strafrechtelijk-beslag.nl/redelijk-vermoeden-schuld-toestemming-huiszoeking/feed/ 0