Stappenplan bij inbeslagneming

De politie mag niet zomaar alles in beslag nemen. De politie moet zich houden aan de strikte voorwaarden in de wet voor inbeslagneming. Of een beslag rechtmatig is gelegd, is afhankelijk van verschillende factoren die steeds zorgvuldig moeten worden nagelopen. Als het beslag onrechtmatig is gelegd, dient dit in beginsel  te leiden tot teruggave.

In hoofdlijnen gaat het om twee voorwaarden:
1. Het voorwerp moet vatbaar zijn voor beslag
2. de beslaglegger moet daartoe bevoegd zijn

Wil de inbeslagneming rechtmatig zijn geweest, dan dienen de hiervoor geldende voorschriften door de politie te zijn nageleefd.

1. Wat is de reden voor de inbeslagneming geweest?

De advocaat dient na te gaan wat de reden voor de inbeslagneming is geweest. Is dat klassiek beslag (artikel 94 Sv.) of conservatoir beslag (art. 94a Sv.). Nagegaan moet worden of de voorwerpen vatbaar voor beslag zijn. Inbeslagneming kan een vijftal doeleinden dienen:

Inbeslagneming met het oogmerk van teruggave aan de rechthebbende is dus niet geoorloofd.

> Categorieën beslag volgens Aanwijzing beslagneming

2. Wat was de wettelijke grondslag voor de inbeslagneming?

De wettelijke grondslag voor de inbeslagneming kan gevonden worden in het Wetboek van Strafvordering (artt. 95 – 110 Sv.), maar ook in enkele bijzondere wetten, zoals artikel 52 WWM, art. 9 Opiumwet, en artikel 18 Wet Economische Delicten

3. Was er toestemming van de verdachte, eigenaar of bewoner?

Indien een verdachte of een bewoner toestemming verleend voor het binnentreden of voor het onderzoek aan de kleding, dan hoeven de wettelijke formaliteiten niet in acht te worden genomen (HR NJ 1976, 491 en NJ 1996, 688). De toestemming moet echter wel bewust en vrijwillig zijn gegeven waarbij de politie tot taak heeft om de verdachte vooraf van adequate informatie te voorzien.

4. Is het binnentreden op rechtmatige wijze geschied?

De politie mag niet zomaar een woning binnentreden. Voor het binnentreden van een woning gelden bijzondere regels die zijn neergelegd in de Algemene wet op het binnentreden (Awbi). Een van die regels is dat er een machtiging nodig is om de woning binnen te treden, ook wel een huiszoekingsbevel genoemd.

> Overzicht redenen machtiging voor binnentreden woning door politie

5. Zijn de voor de inbeslagneming geldende wettelijke formaliteiten in acht genomen?

Deze vraag dient weer te worden opgesplitst in een aantal subvragen:

a) Is er sprake van ontdekking op heterdaad, staande- of aanhouding, of verdenking misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten

De politie mag niet zomaar overgaan tot een onderzoek aan kleding (fouilleren), doorzoeking en inbeslagneming van voorwerpen. Er moet altijd wel een sprake zijn van tenminste een situatie van waarbij

  • de verdachte op heterdaad is aangehouden
  • een redelijk vermoeden van schuld bestaat voor een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten

b) Is er sprake geweest van doorzoeking of zoekend rondkijken?

Doorzoeken is het openen van kastjes (ook het dashboardkastje of de kofferbak van de auto). Zoekend rondkijken is het enkel bekijken van de ruimte op zoek naar voorwerpen die in beslag genomen kunnen worden.

c) Was de persoon die het voorwerp in beslag heeft genomen daartoe bevoegd?

De opsporingsambtenaar en de (hulp-)officier van justitie zijn onder bepaalde voorwaarden tot inbeslagneming bevoegd. Deze voorwaarden zijn neergelegd in de artikelen 56, 95, 96, 96a, 96b en 551 Sv ten aanzien van de opsporingsambtenaar en in de artikelen 56, 96c, 97 en 100 Sv ten aanzien van de (hulp-)officier van justitie. Sommige bijzondere wetten geven een ruimere bevoegdheid, zoals artikel 18 Wet op de Economische Delicten, artikel 9 lid 3 Opiumwet en artikel 52 lid 1 Wet Wapens en Munitie. Overigens zijn de rechter-commissaris(artikelen 104, 105, 110, 195 en 114 Sv ) en ook een ieder (artikel 95 Sv) in bepaalde situaties bevoegd tot inbeslagneming.


Er kunnen zich ook bijzondere situaties voordoen.

Vernietiging in beslag genomen goed

Zo zien we geregeld dat de officier besluit om een in beslag genomen goed te vernietigen. In dat geval eindigt het beslag (art. 134 lid 2 onder c Sv). Dat brengt mee dat een klager,  in zijn klaagschrift, strekkende tot teruggave van dat beslag, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard indien het inbeslaggenomen voorwerp door vernietiging niet langer beschikbaar is.
Het voorgaande staat er niet aan in de weg dat de strafrechter later ingevolge art. 353 Sv een beslissing dient te nemen omtrent het inbeslaggenomen voorwerp en dat, indien alsnog de teruggave wordt bevolen en deze feitelijk niet meer mogelijk is, de bewaarder van het voorwerp vervolgens overgaat tot betaling van de prijs die het voorwerp redelijkerwijze bij verkoop zou hebben opgebracht (art. 119 lid 2 Sv). Zie HR 27 januari 2001, LJN AD5210, HR 13 juli 2010, LJN BM6154, NJB 2010, 1617 en HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3710. Zie in dit verband ook HR 2 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AG1758 over de situatie waarin de vernietiging niet was gegrond op art. 116, tweede lid onder c, art. 117 of art. 118, derde lid, Sv en de Hoge Raad wel de teruggave van het vernietigde inbeslaggenomen voorwerp heeft bevolen.

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden