Wettelijk kader beslag in het strafrecht

In het strafrecht is precies geregeld in welke gevallen voorwerpen in het strafrecht in beslag genomen kunnen worden. Artikel 134 lid 1 Sv. bepaalt dat onder inbeslagneming van eenig voorwerp wordt verstaan ‘het onder zich nemen of gaan houden van dat voorwerp ten behoeve van de strafvordering’.Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste artikelen in het Wetboek van Strafvordering en enkele bijzondere wetten.

Beslag ogv strafvordering

De opsporingsambtenaar en de (hulp-)officier van justitie zijn onder bepaalde voorwaarden tot inbeslagneming bevoegd. Deze voorwaarden zijn neergelegd in de artikelen 56, 95, 96, 96a, 96b en 551 Sv ten aanzien van de opsporingsambtenaar en in de artikelen 56, 96c, 97 en 100 Sv ten aanzien van de (hulp-)officier van justitie. Sommige bijzondere wetten geven een ruimere bevoegdheid, zoals artikel 18 Wet op de Economische Delicten, artikel 9 Opiumwet en artikel 52 lid 1 Wet Wapens en Munitie. Overigens zijn de rechter-commissaris (artikelen 104, 105, 110, 195 en 114 Sv ) en ook een ieder (artikel 95 Sv) in bepaalde situaties bevoegd tot inbeslagneming.

In overzicht:

Wettelijke grondslag Inhoud Bevoegde personen
art. 95 Sv. Inbeslagname bij aanhouden en staandehouden – aan kleding: opsporingsambtenaren
(fouillering)
– in lichaam: OvJ
art. 96 Sv. Betreden plaatsen ter inbeslagneming opsporingsambtenaren
art. 96a Sv. Bevel tot uitlevering van voorwerpen opsporingsambtenaren
art. 96b Sv. Doorzoeken vervoermiddelen opsporingsambtenaren
art. 96c Sv. Doorzoeken plaatsen, m.u.v. woning  officier van justitie of hulp-officier van justitie
art. 97 Sv. Doorzoeken woning door officier van justitie officier van justitie of hulp-officier van justitie,
indien komst r-c niet kan worden afgewacht.
art. 110 Sv.  Doorzoeken door rechter-commissaris rechter-commissaris

> Overzicht redenenr machtiging voor betreden woning door politie

Artikel 2 Politiewet als basis voor optreden

Zoals het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch op 15 april 2014 (ECLI:NL:GHSHE:2014:1044) heeft overwogen, behelst de strafvorderlijke wetgeving geen uitputtende regeling van te hanteren opsporingsmiddelen of –methoden. Als in een geval gebruik is gemaakt van een niet in de wet opgenomen opsporingsmiddel of –methode, maar daarbij geen sprake is van een inbreuk op één van de grondrechten van verdachte, of deze inbreuk slechts beperkt van aard/ omvang is, biedt artikel 2 Politiewet in samenhang met artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en artikel 142 Sv een afdoende wettelijke basis.

Wettelijke grondslag voor beslag

De wet biedt twee grondslagen voor het leggen van beslag in het strafrecht:

  1. Klassiek beslag (art. 94 Sv.)
    Bij inbeslagneming op basis van art. 94 Sv staan centraal de waarheidsvinding (Vgl. HR 11 maart 2008, LJN BC6224), ook wat betreft het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in art. 36e Sr, en het verwijderen uit het maatschappelijk verkeer van voorwerpen waarvan de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer kan worden bevolen.
  2. Conservatoir beslag (art. 94a Sv.)
    Bij inbeslagneming met toepassing van art. 94a Sv gaat het om een conservatoir beslag, waarmee in geval van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, beoogd wordt een verhaalsmogelijkheid zeker te stellen in verband met een later eventueel op te leggen geldboete of ontnemingsmaatregel.

> Veelgestelde vragen beslag in het strafrecht

Vormen van beslag

Er zijn verschillende vormen van beslag.

  • Beslag onder de verdachte zelf
  • Derdenbeslag; dit is een beslag ten laste van de verdachte/veroordeelde bij derde op goederen toebehorend aan de verdachte/veroordeelde
  • Anderbeslag; dit is een strafvorderlijk conservatoir beslag dat het OM op voorwerpen van een ander dan de verdachte of veroordeelde kan leggen tot verhaal van de vordering van de staat op die verdachte of veroordeelde en is geregeld in art. 94a lid 4 en 5 Sv. Dit  kan worden gelegd in geval van boetebeslag (art. 94a lid 1 Sv), van het voordeelsbeslag (art. 94a lid 2 Sv) en van slachtofferbeslag (art. 94a lid 3 Sv).

Bewijs van inbeslagname

De politie is verplicht om een bewijs van de inbeslagname te verstrekken. Als beslagene moet u bewijs krijgen van ieder in beslag genomen voorwerp.

> Meer informatie bewijs van inbeslagname

Afhandeling beslag

Na de inbeslagname van een voorwerp, dient de officier van justitie op grond van artikel 116 Sv. te bepalen wat er met het beslag moet gebeuren. Er zijn meerdere mogelijkheden:

  1. Beëindiging beslag en teruggave voorwerp aan beslagene (art. 116 lid 1 Sv.
  2. Indien beslagene schriftelijk afstand doet; teruggave aan rechthebbende, bewaring, of handelen alsof verbeurd verklaard dan wel onttrokken aan het verkeer
  3. ambtshalve teruggave aan rechthebbende of bewaring; beslagene kan binnen 14 dagen klagen

> Meer informatie afhandeling beslag

Einde beslag

Op grond van artikel 134 lid 2 Sv wordt het beslag beëindigd doordat hetzij
a. het inbeslaggenomen voorwerp wordt teruggegeven, dan wel de waarde daarvan wordt uitbetaald;
b. het openbaar ministerie de last geeft als bedoeld in artikel 116, tweede lid, onder c ;
c. de machtiging als bedoeld in artikel 117 is verleend en het voorwerp niet om baat is vervreemd;
d.de bewaring ingevolge artikel 118, derde lid, door tijdsverloop is beëindigd en het voorwerp niet om baat is vervreemd.

Tegen de tegen de machtiging tot vervreemding kan niet op grond van art. 552a lid 1 Sv worden geklaagd (HR 2 maart 1999, NJ 1999, 416).

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden